m LET OP! De machine start als de overbelastingsbe-
veiliging wordt ingedrukt!
• Plaats bij het bewerken van lange werkstukken rol-
tafels of een soortgelijke steunvoorziening.Deze ex-
tra uitrustingen zijn in speciaalzaken verkrijgbaar.
Deze moeten op de toevoer- en afnamezijde van
de schaafmachine worden geplaatst. De hoogte-in-
stelling moet dusdanig worden uitgevoerd, dat het
werkstuk horizontaal in de machine kan worden ge-
leid en horizontaal kan worden weggenomen.
10.1 Instelling van de gewenste hoogte (afb. 13)
• Stel de gewenste hoogte van de schaafeenheid (16)
met behulp van de slinger voor de hoogteverstelling
(4) in. De schaalindicator (8) geeft de hoogte van
de schaafeenheid (16) via de schaaftafel (15) op de
hoogteschaal (9) aan.
• Hierbij is het van belang dat de hoogte van de
schaafeenheid (16) van onderen naar boven wordt
ingesteld, dit betekent slinger van de schaafeen-
heid (16) eerst verder omlaag (ca. 5 mm) tot aan
de gewenste hoogte. Aansluitend slingert u de
schaafeenheid (16) in de gewenste hoogte naar bo-
ven.
• Een rotatie van de slinger voor de hoogte-instel-
ling komt overeen met ongeveer 2 mm hoogtever-
stelling.
10.2 Zaagdieptemeting (14) (afb. 14)
• De vandiktebankmachine is uitgerust met een zaag-
dieptemeting (14). De aanwijzer op de zaagdiepte-
meting (14) toont de zaagdiepte, als het werkstuk
tussen deze en de schaaftafel, bij ingestelde ge-
wenste schaafsterkte, wordt gepositioneerd.
• De snijdiepte mag niet boven 2,8 mm liggen. Indien
nodig, moet het werkstuk meerdere malen worden
geschaafd om de sterkte te bereiken. Meet indien
nodig met een schuifmaat (niet meegeleverd).
10.3 Vandiktebankbedrijf (afb. 15)
• Sluit de netstekker met de voedingskabel (19) aan.
• Druk op de groene knop "I" op de aan/uit-schake-
laar (18) om de schaafmachine te starten.
• Plaats het werkstuk op de toevoertafel (12).
• Om het werkstuk in de machine in te voeren, gaat u
zijdelings naast de toevoeropening staan. Voer het
werkstuk in de richting van de schaaftafel (15) aan.
• Werkstuk langzaam en recht inschuiven. Het werk-
stuk wordt automatisch ingetrokken. Werkstuk recht
door de schaafmachine leiden.
• Om het werkstuk uit de machine te halen, gaat u zij-
delings naast de uitlooptafel staan. Lange werkstuk-
ken door rollenbok ondersteunen.
• Schakel de machine uit na beëindiging van de werk-
zaamheden. Druk daartoe op de rode knop op de
aan/uit-schakelaar (18) 0". Ontkoppel de machine
vervolgens van de stroomvoorziening.
10.4 Afzuiginstallatie aansluiten (afb. 1 + 8)
• Sluit de schaafmachine aan op de afzuigmof (25),
eventueel met het afzuigtussenstuk (5) op een
spanenafzuiginstallatie (niet bij de levering inbegre-
pen) aansluiten.
• Voor het afzuigen van houten spaanders en hout-
stof moet een afzuiginstallatie worden gebruikt. De
stroomsnelheid op de afzuigsteunen moet minstens
min. 20 m/s bedragen.
10.5 Wisselen van het schaafmes (afb. 16-19)
m LET OP! Haal bij alle onderhouds-, reinigings-
en instellingswerkzaamheden de voedingsstekker
uit het stopcontact.
• Aan de achterzijde van de machine bevindt zich op
de schaafeenheid (16) de schaafasafdekking (34).
Daarop bevinden zich twee magneethouders (32)
en een inbussleutelhouder (33).
• Slinger de schaafeenheid geheel naar onder (zie
10.1)
• Verwijder de afzuigkap (27) (zie 9.4)
• Verwijder de schaafasafdekking (34).
• Verwijder hiervoor de vier inbusbouten voor de schaafasaf-
dekking (35) door middel van de inbussleutel (22).
m LET OP! Schaafmessen zijn scherp! voor het wis-
selen van de schaafmessen altijd geschikte werkhand-
schoenen dragen.
• Verwijder de 6 schroefverbindingen van het schaaf-
mes (36) met de inbussleutel (22).
• Verwijder de klemlijst (37) en het schaafmes (38)
voorzichtig met de beide magneten (21) van de
schaafas (40). Let erop dat u de beide veren voor de
schaafmesborging (39) niet verliest.
• Het schaafmes (38) kan nu worden gedraaid, resp.
een nieuw schaafmes (38) kan worden geplaatst.
Als u het schaafmes draait, markeert u het reeds
gebruikte lemmet met een watervaste stift.
• Monteer het schaafmes (38) in omgekeerde richting
op de schaafas. Zorg ervoor dat de schaafmesop-
namepen (41) het verschuiven van het schaafmes
(38) voorkomt. Let erop dat de beide veren van de
schaafmesborging (39) op de juiste positie zitten.
Verder afstellen is niet vereist.
www.scheppach.com
NL | 77