Trek altijd eerst de stekker uit het
stopcontact voordat u werkzaam-
heden aan de auto-acculader
uitvoert.
Neem de gebruiksaanwijzing
van de accu in acht, voordat u
de oplader aansluit.
Neem verder de voorschriften
van de voertuigfabrikant bij een
accu die voortdurend in het voer-
tuig is aangesloten. Beveilig de
auto, schakel de ontsteking uit.
Reinig de accupolen. Let erop dat
uw ogen daarbij niet in contact
komen met het vuil.
Zorg voor voldoende ventilatie.
Aanwijzing: De omgevingstempe-
ratuur wordt in de lader gemeten.
Voor een optimale werking dient
u ervoor te zorgen dat de accu
dezelfde temperatuur als de omge-
ving heeft.
z Inbedrijfstelling
z Aansluiten
Aanwijzing:
Neem altijd de voorschriften in acht
van de voertuig- of de accufabrikant.
Laden via accuklemmen:
Haal voor het oplaad- en drup-
pellaadproces, bij een permanent
in het voertuig aangesloten accu,
eerst de minpool-aansluit kabel
86
NL/BE
(zwart) van het voertuig van
de minpool van de accu af.
De minpool van de accu is nor-
1
maal gesproken verbonden met
de carrosserie van het voertuig.
Haal vervolgens de pluspool-
aansluitkabel (rood) van het
voertuig van de pluspool van de
accu.
Verbind de uitgangskabel met
stekker
kabel met klemmen
Sluit dan pas de "+" pool
snelcontact-aansluitklem (rood)
van de auto-acculader
de "+" pool van de accu.
Sluit de "–" pool snelcontact-
accuklem (zwart)
"–" pool van de accu.
Sluit de stroomkabel
auto-acculader
stopcontact.
Laden via ogen:
De verbindingskabel met ogen
moet permanent met de accu
worden verbonden.
Klem de accu af van het voertuig.
Maak dan de moer van de
pluspool-aansluiting (+, rood) van
de accu los. Schuif nu het rode
oog
13
pluspool van de accu is beves-
tigd, en draai de moer daarna
weer vast. Let erop dat het oog
bij het vastdraaien van de
13
moer niet wegglijdt.
met de verbindings-
15
.
18
aan op de
21
12
aan op het
1
onder de moer die op de
19
aan op
1
van de
17