tiemotor met de hiervoor bestemde sleutel te deblokkeren.Om de handmatige
manoeuvre te verrichten, raadpleegt u hoofdstuk 3.8.
Andere beschikbare accessoires zijn de ontvangers voorzien van koppeling
"SM" (SMXI, OXI, enz.).
Op de reductiemotor met besturingseenheid (mod. WL1024C) kan een multi-
functionele lamp mod. WLT (zie hoofdstuk 3.5) worden geïnstalleerd, die afhan-
kelijk van de programmering van de besturingseenheid als knipperend waar-
schuwingslicht of verlichting kan fungeren. Het kan bovendien worden gebruikt
als schemerlicht door een ingebouwde sensor in te schakelen. Raadpleeg de
handleiding ervan voor de specificaties.
3
INSTALLATIE
3.1 - Aan de installatie voorafgaande werkzaamheden
Voordat op de installatie wordt overgegaan, moet worden gecontroleerd of de
onderdelen van het product heel zijn en of het gekozen model en installatiege-
bied geschikt zijn:
• Controleer of alle materiaal dat gebruikt moet worden zich in zeer goede staat
bevindt en geschikt is voor het voorziene gebruik.
• Controleer of de mechanische aanslagen op de grond (niet bijgeleverd),
zowel bij het sluiten als bij het openen in de installatie aanwezig zijn.
• Controleer of het frame van het hek geschikt is om te worden geautomati-
seerd en voldoet aan de in het gebied geldende voorschriften (raadpleeg
eventueel de gegevens op het etiket van het hek). Dit product kan geen hek
automatiseren dat niet al efficiënt en veilig is. Bovendien kan het geen storin-
gen opheffen, veroorzaakt door een verkeerde installatie van het hek of door
slecht onderhoud ervan.
• Controleer of de werkomstandigheden van de inrichtingen compatibel zijn
met de verklaarde gebruiksbeperkingen (zie paragraaf 3.2).
• Beweeg de hekdeuren handmatig in de twee richtingen en verzeker u ervan
dat de beweging op elk punt van de slag met constante wrijving plaatsvindt
(er mogen geen punten zijn waarvoor meer of minder kracht nodig is).
• Zet de hekdeuren handmatig op een willekeurige stand. Laat ze los en verze-
ker u ervan dat ze zich niet verplaatsen.
• Controleer of het bevestigingsgebied van de reductiemotor compatibel is met
de afmetingen van deze laatste (fig. 1).
• Verzeker u ervan dat er in het gebied waarin de reductiemotor moet worden
ge ïnstalleerd voldoende ruimte is om de arm ervan helemaal te kunnen
draaien.
• Verzeker u ervan dat er in de buurt van de reductiemotor voldoende ruimte is
om de reductiemotor handmatig te deblokkeren.
• Verzeker u ervan dat de oppervlakken die gekozen zijn om de verschillende
inrichtingen te installeren stevig zijn en een stevige bevestiging kunnen garan-
deren.
• Verzeker u ervan dat elke inrichting die moet worden geïnstalleerd zich op
een beschermde plek bevindt, beschermd tegen per ongeluk stoten.
• Controleer of alle elektrische kabels, die gebruikt moeten worden van het
type zijn, dat in tabel 1 staat.
3.2 - Gebruiksbeperkingen
Voordat u de reductiemotor installeert, controleert u of de gegevens ervan bin-
nen de vervolgens beschreven gebruiksbeperkingen vallen en binnen de gren-
zen van de waarden, die in het hoofdstuk "Technische kenmerken van het pro-
duct" staan:
Met een motorarm met VOLLE (fabrieks) lengte:
- maximumbreedte van de deur: 1,80 m (= maximumgewicht van de deur:
100 kg)
- maximumhoogte van de deur: 2 m
Met INGEKORTE motorarm (door de monteur afgezaagd):
- maximumbreedte van de deur: 1,60 m (= maximumgewicht van de deur:
100 kg)
- maximumhoogte van de deur: 2 m
Aansluiting
A: VOEDINGSKABEL
B: Kabel ELEKTROSLOT
C: Kabel BLUEBUS-inrichtingen
D: Kabel SLEUTELSCHAKELAAR
E: Kabel VOEDING REDUCTIEMOTOR
Kabel EXTERNE ANTENNE (optie)
Opmerking 1 – Als de voedingskabel langer is dan 30 m, moet een dikkere kabel (3 x 2,5 mm
matisering worden geïnstalleerd.
Opmerking 2 – Als de Bluebus kabel langer is dan 20 m, tot een maximum van 40 m, moet een dikkere kabel worden gebruikt (2 x 1 mm
Opmerking 3 – Deze 2 kabels kunnen door één enkele kabel van 4 x 0,5 mm
LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het soort ruimte waarin de installatie plaatsvindt.
2 – Nederlands
TABEL 1 - Technische kenmerken van de elektrische kabels
Type kabel
1 kabel 3 x 1,5 mm
2
1 kabel 2 x 1 mm
2
1 kabel 2 x 0,5 mm
2
2 kabels 2 x 0,5 mm
2
1 kabel 3 x 1,5 mm
2
1 afgeschermde kabel type RG58
• Te verrichten controle: voer in grafiek 1 het gewicht en de breedte van de
deur in. Trek twee lijnen vanaf deze punten en verzeker u ervan dat ze zich in
één van de twee grijze gebieden van de grafiek kruisen. Let op! - Als de lijnen
zich in het witte gebied kruisen, kan dit product niet worden gebruikt om het
hek te automatiseren.
• Om de reductiemotor te kunnen installeren, moet de pilaar minstens 80 mm
breed zijn.
• De arm van de reductiemotor moet op het hoge gedeelte van de hekdeur
worden geplaatst.
LET OP! - Het is verboden de reductiemotor ondersteboven te monteren,
d.w.z. met de arm omlaag.
• De bevestigingsbeugel van de arm moet zich op een stevige plek van de deur
bevinden (bijvoorbeeld, het frame), om een stevige en veilige bevestiging te
garanderen;
• Controleer afmeting "E" (fig. 7):
- Als de afmeting "E" tussen de 80 mm (minimum) en 299 mm (maximum)
ligt, moet de arm van de reductiemotor worden ingekort. In deze situatie kan
het hek maximaal 90° worden geopend.
- Als de afmeting "E" 300 mm of meer is, hoeft de arm van de reductiemo-
tor niet te worden ingekort. In deze situatie kan het hek maximaal 110° wor-
den geopend.
3.3 - Voorbereidende werkzaamheden voor de installatie
Fig. 2 toont een voorbeeld van een automatisch systeem dat met Nice onder-
delen is verwezenlijkt:
a - Reductiemotor met besturingseenheid mod. WL1024C
b - Reductiemotor zonder besturingseenheid mod. WL1024
c - Multifunctionele lamp mod. WLT (om op de reductiemotor met besturings-
eenheid mod. WL1024C te installeren); zie hoofdstuk 3.5 en de handleiding
ervan
d - Stel fotocellen mod. MOFB
e - Digitaal toetsenbord (mod. MOTB) - Transponderlezer (mod. MOMB) - Sleu-
telschakelaar (mod. MOSE)
f - Stel steunen voor fotocellen
g - Mechanische aanslagen bij openen en sluiten
h - Elektroslot
Deze onderdelen zijn volgens een kenmerkend en gebruikelijk schema
geplaatst. Door fig. 2 te raadplegen, bepaalt u de plaats waar elk onderdeel dat
door het systeem voorzien is ongeveer wordt geplaatst. Belangrijk – Voordat u
de installatie verricht, bereidt u de elektrische kabels voor die voor uw installatie
nodig zijn, door fig. 2a en "Tabel 1 - Technische kenmerken van de elektri-
sche kabels" te raadplegen.
Let op – Houd er tijdens het plaatsen van de buizen waar de elektrische kabels
doorheen moeten rekening mee, dat vanwege mogelijke aanwezigheid van
water in de aftakputten, de aansluitingsbuizen condens in de besturingseen-
heid kunnen veroorzaken en de elektrische circuits kunnen beschadigen.
BREEDTE (m.)
Maximum toegestane lengte
30 m (opmerking 1)
6 m
20 m (opmerking 2)
(opmerking 3)
50 m
6 m
20 m (het wordt aangeraden dat hij korter is dan 5 m)
2
) worden gebruikt en moet een aarding in de buurt van de auto-
2
worden vervangen.
GRAFIEK 1
Voor arm met
volle lengte
Voor ingekorte
arm
2
).