: VLOEISTOF-RETOURLEIDING (Warm - rode aansluiting).
5.3.3 AANSLUITINGEN VAN HET LASCIRCUIT IN DE TIG-MODUS
5.3.3.1 Aansluiting op de gasfles
- Schroef de drukverlager op het ventiel van de gasfles met, indien nodig, het speciale
verloopstuk ertussen dat als accessoire wordt geleverd.
- Sluit de gastoevoerslang aan op de drukverlager en maak het bijgeleverde bandje
vast.
- Draai de regelring van de drukverlager los voordat u het ventiel van de gasfles
opent.
- Open de gasfles en regel de hoeveelheid gas (l/min) volgens de indicatieve
gebruiksgegevens, zie tabel (TAB. 6); eventuele aanpassingen van de gasuitstroom
kunnen tijdens het lassen worden uitgevoerd met de ring van de drukverlager.
Controleer of de leidingen en aansluitingen niet lekken.
OPGELET! Sluit altijd het ventiel van de gasfles als u klaar bent.
5.3.3.2 Aansluiting retourkabel lasstroom
- Deze moet worden aangesloten op het te lassen werkstuk of op de metalen
werkbank waarop dit ligt, zo dicht mogelijk bij de las die wordt uitgevoerd. Deze
kabel moet worden aangesloten op de klem met het symbool (+) (Fig. B-3).
5.3.3.3 Toorts
- Breng de kabel van de klemelektrode aan in de speciale snelklem (-) (Fig. B-4). Sluit
de gasslang van de toorts aan op de gasfles.
5.3.4 AANSLUITINGEN VAN HET LASCIRCUIT IN MMA-MODUS
Vrijwel alle beklede elektroden moeten op de positieve pool (+) van de generator
worden aangesloten; bij uitzondering op de negatieve pool (-) voor elektroden met
zure bekleding.
5.3.4.1 Aansluiting laskabel elektrodehouder
Brengt een speciale klem op de polen aan die het onbedekte gedeelte van de
elektrode moet vastklemmen. Deze kabel moet worden aangesloten op de klem met
het symbool (+) (Fig. B-3).
5.3.4.2 Aansluiting retourkabel lasstroom
- Deze moet worden aangesloten op het te lassen werkstuk of op de metalen
werkbank waarop dit ligt, zo dicht mogelijk bij de las die wordt uitgevoerd. Deze
kabel moet worden aangesloten op de klem met het symbool (-) (Fig. B-4).
5.4 DRAADSPOEL LADEN (Fig. G1, G2)
OPGELET! CONTROLEER VOORDAT U DE DRAAD GAAT LADEN OF
HET LASAPPARAAT IS UITGESCHAKELD EN OF DE STEKKER UIT
HET STOPCONTACT IS GEHAALD.
CONTROLEER OF DE DRAADTREKKERROLLEN, DE DRAADGELEIDERHULS EN
HET CONTACTBUISJE VAN DE TOORTS OVEREENKOMEN MET DE DIAMETER
EN DE AARD VAN DE DRAAD DIE U WILT GEBRUIKEN EN OF DEZE GOED
ZIJN AANGEBRACHT. DRAAG TIJDENS HET INVOEREN VAN DE DRAAD GEEN
BESCHERMENDE HANDSCHOENEN.
- Open het luik van de haspelruimte.
- Draai de blokkeerring van de spoel los.
- Plaats de draadspoel op de haspel; controleer of de pin voor het afwikkelen van de
haspel goed in het daarvoor bestemde gat zit (1a).
- Draai de blokkeerring van de spoel vast, met als dat nodig is een geschikte
afstandhouder ertussen (1a).
- Maak de contradrukrol(-len) vrij en verwijder deze van de onderste rol(-len) (2a).
- Controleer of de trekkerrol(-len) geschikt is/zijn voor de gebruikte draad (2b).
- Maak het begin van de draad vrij, snijd het vervormde uiteinde recht af, zonder
uitsteeksels; draai de spoel linksom en steek het uiteinde van de draad in de ingangs-
draadgeleider. Duw de draad 50-100 mm in de draadgeleider van de toortskoppeling
(2c).
- Plaats de contrarol(-len) terug en stel de druk in op een gemiddelde waarde.
Controleer of de draad goed in de holte van de onderste rol(-len) zit (3).
- Verwijder het mondstuk en het contactbuisje (4a).
- Steek de stekker van het lasapparaat in het stopcontact, schakel het lasapparaat in
en druk de knop van de toorts of de knop voor het vooruitbrengen van de toorts in
(Fig. C-2). Wacht tot het uiteinde van de draad door de hele draadgeleiderhuls gaat
en 10-15 cm uit de voorkant van de toorts steekt, laat de knop los.
OPGELET! Tijdens deze handelingen staat de draad onder elektrische
spanning en wordt er mechanische kracht op uitgeoefend; als er
geen geschikte voorzorgsmaatregelen worden genomen, kan dit dus
elektrische schokken en verwondingen veroorzaken en vonken opwekken:
- Richt de uitgang van de toorts niet op lichaamsdelen.
- Breng de toorts niet in de buurt van de gasfles.
- Monteer het contactbuisje en het mondstuk weer op de toorts (4b).
- Controleer of de draad regelmatig vooruit beweegt; ijk de druk van de rollen en
het remmen van de haspel (1b) op de mogelijke minimumwaarden en controleer
of de draad niet slipt in de holte en of bij het stoppen van de draadtrekker de
draadwindingen niet losser worden door overmatige inertie van de spoel.
- Snijd het uiteinde van de draad dat uit het mondstuk steekt af op 10-15 mm.
- Sluit het luik van de haspelruimte.
5.5 DE DRAADGELEIDERHULS IN DE TOORTS VERVANGEN (FIG. H)
Leg voordat u de huls gaat vervangen eerst de kabel van de toorts recht zodat
er geen bochten in zitten.
5.5.1 Spiraalvormige huls voor staaldraad
1- Draai het mondstuk en het contactbuisje los van de kop van de toorts.
2- Draai de moer waarmee de huls vastzit los van de centrale connector en verwijder
de bestaande huls.
3- Steek de nieuwe huls in de leiding van de toortskabel en duw hem zachtjes verder
totdat hij uit de kop van de toorts komt.
4- Draai de moer van de huls met de hand vast.
5- Snijd het uitstekende gedeelte van de huls ter hoogte van de kop af terwijl u de
huls iets samendrukt; verwijder de huls weer uit de leiding van de toortskabel.
6- Maak het afgesneden gedeelte van de huls glad en steek de huls weer in de
leiding van de toortskabel.
7- Draai daarna de moer weer vast met een sleutel.
8- Monteer het contactbuisje en het mondstuk weer op de toorts.
5.5.2 Synthetische huls voor aluminium draad
Voer de handelingen 1, 2, 3 uit zoals aangegeven voor de staal-huls (laat de
handelingen 4, 5, 6, 7, 8 achterwege).
9- Draai het contactbuisje voor aluminium weer vast en controleer of het in contact
staat met de huls.
10- Breng op het andere uiteinde van de huls (de bevestigingskant van de toorts)
de messing nippel en de OR-ring aan, houd de huls licht onder druk en draai de
moer van de huls vast. Het overtollige gedeelte van de huls wordt later verwijderd
(zie (13)). Trek de capillaire buis voor staalhulzen uit de toortskoppeling van de
draadtrekker.
11- ER IS GEEN CAPILLAIRE BUIS NODIG voor aluminiumhulzen met een diameter
van 1,6-2,4 mm (geel); de huls wordt dus zonder de buis in de toortskoppeling
aangebracht.
Snijd de capillaire buis voor aluminiumhulzen met een diameter van 1-1.2 mm
(rood) af op ongeveer 2 mm kleiner dan voor de buis voor staal, en breng de buis
aan op het vrije uiteinde van de huls.
12- Breng de toorts aan in de koppeling van de draadtrekker en zet hem vast, markeer
de huls op 1-2 mm afstand van de rollen, verwijder de toorts weer.
13- Snijd de huls af op de aangegeven lengte, zonder de ingang te vervormen.
Plaats de toorts weer in de koppeling van de draadtrekker en monteer het
gasmondstuk.
6. MIG-MAG-LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
6.1 SHORT ARC (KORTE BOOG)
Het smelten van de draad en het afscheiden van de druppel gebeurt door
opeenvolgende kortsluitingen van de punt van de draad in het smeltbad (tot 200 maal
per seconde). De vrije lengte van de draad (stick-out) ligt gewoonlijk tussen de 5 en
de 12mm.
Koolstofstaal en laaggelegeerd staal
- Bruikbare draaddiameters:
- Bruikbaar gas:
Roestvrij staal
- Bruikbare draaddiameters:
- Bruikbaar gas:
Aluminium en CuSi/CuAI
- Bruikbare draaddiameters:
- Bruikbaar gas:
BESCHERMGAS
De stroomsnelheid van het beschermgas moet 8-14 l/min zijn.
7. MIG-MAG WERKINGSMODI
7.1 Werking in de handmatige modus
Instellen handmatige modus
In de handmatige modus worden de voedingssnelheid van de draad en de
lasspanning apart geregeld. De knop C-5 regelt de snelheid van de draad, de knop
(Fig C-6) regelt de lasspanning (die het lasvermogen bepaalt en de vorm van de
lasnaad beïnvloedt). De lasstroom wordt alleen op het display weergegeven tijdens
het lassen.
Instelling van de geavanceerde parameters: MENU 1 (Fig I-2)
Om het geavanceerde-parameterinstelmenu te openen, houdt u de knop C-5 ten
minste 3 seconden ingedrukt. Als menu 1 verschijnt, drukt u de knop opnieuw in:
-
: elektronische reactantie. Een hogere waarde geeft een warmer smeltbad.
Instelling van 0 (machine met weinig reactantie) tot 100% (machine met veel
reactantie). Fabriekswaarde: 50 %
Als u de knop C-5 opnieuw indrukt, verschijnt het volgende:
-
: Soft-start. Hiermee kan de snelheid van de draad aan het begin van het
lassen worden ingesteld om de ontsteking van de boog te optimaliseren. Instelling
van 20 tot 100% (vertrek in % van de bedrijfssnelheid). Fabriekswaarde: 50 %
Als u de knop C-5 opnieuw indrukt, verschijnt het volgende:
-
: Burn-back. Hiermee kan de verbrandingstijd van de draad nadat het lassen is
gestopt worden ingesteld. Instelling van 0 tot 1 sec. Fabriekswaarde: 0,08 sec.
Als u de knop C-5 opnieuw indrukt, verschijnt het volgende:
-
: Post-gas. Hiermee kan worden ingesteld hoelang er beschermgas uitstroomt
nadat het lassen is gestopt. Instelling van 0 tot 10 sec. Fabriekswaarde: 1 sec.
Als u de knop C-5 opnieuw indrukt, verschijnt het volgende:
-
+
: Hiermee kunt u de doorvoersnelheid van de draad verhogen of
verlagen ten opzichte van de waarde op het display. De waarde kan worden
afgesteld van -5 tot +5 m/min. Fabriekswaarde: 0 m/min.
Druk opnieuw op de knop C-5 om terug te keren in de handmatige modus.
7.2 Werking in de synergetische modus
Instellen synergetische modus
Door de knop C-4 in te drukken, krijgt u toegang tot de programma's die vooraf zijn
ingesteld in de machine (TAB. 6). Door aan de knop C-5 te draaien, kunt u door alle
programma's bladeren (PRG 01 ÷ 40). Selecteer het gewenste programma door
dezelfde knop in te drukken en los te laten. Druk op de knop C-4 om te weten welk
programma is geladen.
Het lasapparaat wordt automatisch ingesteld op de optimale werkingsomstandigheden
die zijn bepaald door de verschillende opgeslagen synergetische curves. De gebruiker
hoeft alleen de dikte van het materiaal (of de doorvoersnelheid van de draad of de
lasstroom) te selecteren met de knop C-5 om te kunnen beginnen met lassen.
De lasspanning en lasstroom worden alleen op het display weergegeven tijdens het
lassen.
De vorm van de lasnaad regelen
De vorm van de lasnaad wordt geregeld met de knop (Fig. C-6) die de lengte van
de lasboog instelt en vervolgens bepaalt of de naar de las toegevoerde temperatuur
hoger of lager moet zijn.
De waarde kan worden afgesteld tussen - 10 ÷ 0 ÷ 10 (let op: als u aan de knop draait,
wordt ook de vooraf ingestelde spanningswaarde aangegeven); in de meeste gevallen
is er met de knop in de middelste positie (0,
waarde wordt weergegeven op het LCD-display links van het grafische symbool van
de lasnaad en verdwijnt na een vastgestelde tijd).
Met de knop (Fig. C-6) verandert de grafische indicatie op het display van de vorm van
de lasnaad in een boller, platter of holler resultaat.
Bolle vorm
. Dit betekent dat er weinig toevoer van warmte is, waardoor de las
"koud" is, met weinig penetratie; draai de knop dan naar rechts om meer warmte toe
- 52 -
0,6 - 0,8 - 0,9 - 1,0 - 1,2 - 1,6 mm
of Ar/CO
CO
2
0,8 - 0,9 - 1,0 - 1,2 - 1,6 mm
Ar/O
-mengsels of Ar/CO
2
0,8 - 1,0 - 1,2 mm
(Fig. L-1)
(Fig. I-3)
) een ideale basisinstelling (de
-mengsels
2
(1 - 2 %)
2
Ar