FSV400, FSS400 VORTEX & SWIRL DEBIETMETER | CI/FSV/FSS/430/450-X1 REV. I
Afbeelding 12: Buistrajecten met buisbochtstukken
Installatie
A Enkel buisbochtstuk
B S-vormig buisbochtstuk
C Driedimensionaal
buisbochtstuk
Voorkomen van cavitatie
Ter vermijding van cavitatie is bij vloeistofmetingen een
statische overdruk (nadruk) achter het apparaat vereist. Deze
kan door middel van de volgende vergelijking bepaald worden:
p
≥
×
p
+
1
3 ,
2
6 ,
1
2
ρ
Statische overdruk achter het apparaat (mbar)
1
ρ
Dampdruk van de vloeistof bij bedrijfstemperatuur (mbar)
2
∆ρ'
Drukverlies, meetmedium (mbar)
Toevoertraject
Naalooptraject
min. 20 x DN
min. 25 x DN
min. 40 x DN
'
×
∆
p
Inbouw bij hoge meetmediumtemperaturen
Afbeelding 13: Inbouw bij hoge meetmediumtemperaturen
Bij meetmediumtemperaturen > 150 °C (> 302 °F) moet de
detector zo worden ingebouwd dat de meetomvormer opzij of
naar onderen is gericht.
Inbouw bij externe druk- en temperatuurmeting
min. 5 x DN
min. 5 x DN
min. 5 x DN
1 Drukmeetlocatie
Afbeelding 14: Indeling van de temperatuur- en drukmeetlocaties
Optioneel kan de debietmeter worden uitgerust met een Pt100
voor directe temperatuurmeting. Deze temperatuurmeting
maakt bijv. de bewaking mogelijk van de
meetmediumtemperatuur of de directe meting van verzadigde
damp in massa-eenheden.
Als de compensatie van druk en temperatuur extern plaatsvindt
(bijv. met de debiet-meetcomputer), moeten de meetlocaties
zoals weergegeven worden geïnstalleerd.
NL – 27
2 Temperatuurmeetlocatie
371