Télécharger Imprimer la page

Ingersoll Rand HA1 Manuel D'installation page 45

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

4.
LASTKETTINGWIELEN. Controleer op schade of overmatige
slijtage. Vervang beschadigde onderdelen. Kijk hoe de lastketting
door de takel wordt geleid. Gebruik een takel alleen als de
lastketting soepel en zonder klikkend geluid of andere tekenen van
klemmen of storingen door de takel en het haakblok wordt geleid.
5.
MOTOR. Als de prestaties niet goed zijn, neem dan contact op
met het dichtstbijzijnde service-reparatiecentrum voor informatie
over reparatie.
6.
REM. Hijs een last, gelijk aan het nominale vermogen van de
takel, enkele centimeters (inches) van de grond af. Controleer of
de takel de last zonder drift op zijn plaats houdt. Als drift zich
voordoet, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde service-
reparatiecentrum voor informatie over reparatie.
7.
DRAAGCONSTRUCTIE. Als een permanente constructie wordt
gebruikt, dient deze te worden geïnspecteerd op voortdurend
vermogen de last te dragen.
8.
LOOPKAT (indien daarmee uitgerust). Raadpleeg de instructies
van de fabrikant voor informatie over installatie en service.
9.
LABELS. Controleer of labels aanwezig en leesbaar zijn. Zonodig
vervangen.
10. EINDVERANKERINGEN VAN LASTKETTING. Zorg ervoor dat
het einde van de lastketting stevig vastzit. Controleer of de
kettingstop aan het vrije einde van de ketting bevestigd is.
Vervangen indien hij ontbreekt.
11. LASTKETTING. Controleer de ketting op rek door over de gehele
lengte van de ketting in stukken van vijf schalmen te meten (zie
tek. MHP0041NL); let vooral op de meest ingeschoren schalmen.
Als de werklengte van welke vijf schalmen dan ook de maximaal
toegestane lengte, die in tabel 2 is aangegeven, bereikt of
overschrijdt, dient de hele ketting te worden vervangen. Gebruik
altijd een echte Ingersoll-Rand Material Handling ketting ter
vervanging.
Tabel 2: Afmetingen van kettingschalmen
Maat
Model-
ketting
nr.
mm
HA1
16
HA2
22
12. KETTINGOPVANGBAK. Controleer de opvangbak op
beschadigingen en overmatige slijtage en controleer of de
kettingopvangbak stevig aan de takel is bevestigd. Zonodig
vastzetten of vervangen.
13. BEGRENZER. Controleer of de begrenzerarm vrij beweegt. Om
het omlaaggaan van de haak te begrenzen moet de stopbuffer aan
het onbelaste einde van de ketting de begrenzerarm raken. Om het
omhooggaan van de haak te begrenzen moet het onderste haakblok
de begrenzerarm raken.
Om de grenzen voor "OMHOOG" en "OMLAAG" te testen moet
de takel eerst langzaam onbelast lopen om te controleren of hij
goed werkt. Herhaal de test op volle snelheid zonder last om te
controleren of hij goed werkt.
Takels die niet regelmatig worden gebruikt
1.
Een takel die meer dan een maand maar minder dan één jaar niet
is gebruikt, dient aan een inspectie conform de vereisten in
"Frequente inspectie" te worden onderworpen, alvorens in bedrijf
te worden gesteld.
2.
Een takel die meer dan één jaar buiten bedrijf is geweest, dient
aan een volledige inspectie conform de vereisten in "Periodieke
inspectie" te worden onderworpen, alvorens in bedrijf te worden
gesteld.
3.
Reservetakels dienen ten minste halfjaarlijks te worden
geïnspecteerd conform de vereisten in "Frequente inspectie".
Onder abnormale bedrijfsom-standigheden dient het materieel
vaker te worden geïnspecteerd.
NL-8
Normale
Max. toegestane
lengte
lengte
inch
mm
inch
mm
8,86
225
9,02
229
13,05
331
13,22
336

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

Ha2