Télécharger Imprimer la page

Ingersoll Rand HA1 Manuel D'installation page 42

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

Hangbediening van takel
De
hangbediening
wordt
Slangkoppelstukken op de hangbediening zijn kleurge-codeerd voor de
juiste montage. Controleer of alle slangverbindingen goed vast zitten en
of de slangen niet gedraaid of gekruld zijn.
HA1 takels gebruiken de standaard hangbediening met 2 hefbomen en
een noodstop. Raadpleeg tek. MHP0671NL.
HA2 takels gebruiken de Accu-Trol® hangbediening (tek.
MHP0756NL). Raadpleeg de handleiding van de Accu-Trol®
hangbediening, formulier nummer MHD56014, voor de juiste
slangaansluitingen van de hangbediening.
• Sluit de luchttoevoer af alvorens werk aan de takel uit te voeren.
• Probeer niet om de luchtleidingen bij de hang-bediening of de
takel om te keren. Hierdoor wordt een verkeerde bedrijfsindicatie
gegeven, wat ernstige schade aan de takel tot gevolg kan hebben.
Controleer of de rekontlastingsketting op de juiste wijze aan de takel en
hangbediening is verbonden.
• Teneinde schade aan de slang van de hangbediening te
voorkomen, controleren of de rekontlastingsketting, niet de slangen
van de hangbediening, het gewicht van de hangbediening draagt.
Noodstoppalmklep
Op de hangbediening bevindt zich een noodstoppalmklep. De
noodstoppalmklep sluit de luchttoevoer naar de luchtgestuurde
onderdelen van de takel af wanneer de rode trek/duw-knop wordt
ingedrukt.
De vier belangrijkste aspecten van takelbediening zijn:
1.
Volg alle aanwijzingen betreffende veiligheid bij het bedienen van
de takel.
2.
Laat alleen mensen de takel bedienen die opgeleid zijn in
veiligheid en het bedienen van de takel.
3.
Voer een regelmatige inspectie en regelmatig onderhoud van alle
takels uit.
4.
Wees u te allen tijde bewust van het vermogen van de takel en het
gewicht van de last.
Bedien, inspecteer en onderhoud deze takel altijd in overeenstemming
met alle toepasselijke veiligheidsvoor-schriften.
Operators moeten in goede conditie zijn. Operators mogen geen
gezondheidsproblemen hebben die van invloed kunnen zijn op hun
vermogen om te reageren, en hun gehoor, gezichtsvermogen en
dieptewaarneming moeten goed zijn. De operator van de takel moet
zorgvuldig zijn ingelicht omtrent zijn taken en moet de werking van de
takel begrijpen, waaronder het bestuderen van de documentatie van de
fabrikant. De operator moet op de hoogte zijn van de juiste methoden
om lasten te bevestigen en dient een goede houding te hebben ten
opzichte van veiligheid. De operator is er verantwoordelijk voor te
weigeren de takel onder onveilige omstandigheden te bedienen.
Aanvankelijke bedrijfscontroles
Voordat takels de fabriek verlaten, wordt getest of ze naar behoren
werken. Voordat de takel in bedrijf wordt genomen, moeten eerst de
volgende bedrijfscontroles worden uitgevoerd.
1.
Nadat op een loopkat gemonteerde takels zijn geïnstalleerd, moet
worden gecontroleerd of de takel onder de loopkat gecentreerd is.
2.
Controleer op luchtlekken in de toevoerslang en de koppelstukken
op de hangbediening en van de hangbediening naar het
verdeelstuk.
3.
Wanneer de takel- of loopkatmotor voor het eerst draait, moet een
kleine hoeveelheid niet-detergerende, lichte olie in de verbinding
van de inlaatopening worden gespoten voor goede smering.
4.
Wanneer de takel of loopkat voor het eerst wordt gebruikt, wordt
aangeraden om de motoren enkele minuten langzaam in beide
richtingen te laten draaien.
5.
Laat de loopkat over de hele lengte van de balk lopen.
6.
Controleer de werking van de begrenzers.
7.
Controleer of de loopkat (indien daarmee uitgerust) en haak in
dezelfde richting bewegen als de pijlen of de informatie op de
hangbediening.
in
de
fabriek
geïnstalleerd.
BEDIENING
Overbelastingsinrichting
Een overbelastingsinrichting is op alle takels met een nominaal
vermogen van meer dan 1 metrieke ton (2200 lb) vereist, die gebruikt
worden voor heffen.
De overbelastingsinrichting is in de takelluchtmotor ingebouwd en
zorgt dat de takel een last die zwaarder is dan de overbelastingswaarde
in de tabel met technische gegevens, niet zal hijsen. Als een
overbelasting wordt gesignaleerd, wordt de inlaattoevoerlucht gestopt
en werkt de takel niet.
Als de overbelastingsinrichting wordt geactiveerd, moet de last
neergelaten en verminderd worden. Andere methoden dienen dan te
worden gebruikt om de taak te volvoeren. Om de last neer te laten stelt
u de takel opnieuw in door op de knop "ON" van de noodstopinrichting
te drukken en drukt u op de takelhefboom om de takel neer te laten.
Inloopperiode van loopkataandrijving
Het wormtandwiel van de loopkataandrijving werkt het beste na een
"inloop"periode. De duur daarvan hangt af van de belasting en bedraagt
twee tot vier uur bij een nominale last maar aanzienlijk langer bij
lichtere lasten. (Over-belasten verkort de inloopperiode niet maar kan
het worm-tandwiel beschadigen.)
Tijdens de inloopperiode kunnen een grotere dan de normale
temperatuurverhoging en een lager nuttig vermogen en uitgangskoppel
worden verwacht.
Opslaan van de takel
1.
Sla de takel altijd onbelast op.
2.
Veeg alle vuil en water van de takel af.
3.
Smeer de lastketting, haakpennen en veiligheidsklep.
4.
Zet de takel op een droge plaats.
5.
Sluit de luchtinlaatopening van de takel af.
6.
Volg, alvorens de takel weer in bedrijf te stellen, de aanwijzingen
in het gedeelte "INSPECTIE" op voor takels die niet regelmatig
worden gebruikt.
8.
Kijk of de takel stevig aan de bovenloopkraan, monorail, loopkat
of het draagstuk is bevestigd.
9.
Kijk of de last stevig in de haak is gestoken en of de
veiligheidsklep dicht zit.
10. Breng een lichte last omhoog en omlaag om de werking van de
takelrem te controleren.
11. Controleer de werking van de takel door een last gelijk aan het
nominale vermogen van de takel enkele centimeters van de grond
te hijsen en omlaag te brengen.
12. Kijk of de takel recht boven de last is. Hijs de last niet onder een
hoek (zijwaarts trekken).
13. Inspecteer de prestaties van de takel en loopkat tijdens het
omhoog en omlaag brengen en verplaatsen van proeflast(en). De
takel en loopkat dienen soepel en bij vollast te werken voordat ze
in bedrijf worden genomen.
• Alleen personeel dat geïnstrueerd is in veiligheid en de bediening
van dit produkt de takel en loopkat laten bedienen.
• De takel is niet ontworpen of geschikt voor het hijsen, neerlaten of
verplaatsen van personen. Nooit lasten boven mensen hijsen.
Bedieningselementen van de takel
Hangbediening met twee hefbomen (HA1 standaard)
(Raadpleeg tek. MHP0671NL)
De takel wordt uitsluitend bediend door een hangbediening met twee
hefbomen. Voor apparaten met aangedreven loopkatten is een
hangbediening met vier hefbomen nodig. Raadpleeg de informatie van
de fabrikant over hangsmoorklephendels in geval twee of drie motoren
worden gebruikt.
De hangsmoorklep maakt gebruik van twee aparte hefbomen voor de
bediening van de takel. De richting waarin de haak loopt, hangt af van
de ingedrukte hefboom.
1.
Druk op de knop "ON" om de takel aan te zetten.
2.
Druk op de hefboom "OMHOOG" of "OMLAAG" om de takel te
bedienen.
3.
In een noodsituatie kan de werking van de takel worden stopgezet
door op de noodstopknop te drukken. Hierdoor krijgt de
takelmotor geen lucht waardoor alle beweging wordt stopgezet.
4.
De knop "OFF" stopt ook de werking van de takel indien deze
knop wordt ingedrukt.
NL-5

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

Ha2