8
Afstelling brander
8.1
Ontsteking
Brander
Uit
Aan
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstel-
ling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
OPGELET
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
8.2
Werking
D699
Fig. 20
Om een optimale afstelling van de brander te verkrijgen, is het
raadzaam de verbrandingsgassen aan de uitgang van de ketel te
analyseren. Kijk de volgende punten na:
➤ Verstuivers 1ste en 2de stadium
Zie gegevens op Pag. 13.
➤ spuitstuk
De al uitgevoerde regeling van het spuitstuk behoeft geen wijzi-
gingen als het bereik van de brander in het 2de stadium niet ver-
anderd wordt.
➤ Druk pomp
12 bar: de pomp is in de fabriek afgesteld op 12 bar. Dit is de
meest gangbare afstelling. De druk kan gewijzigd worden in:
10 bar: om het brandstofdebiet te verkleinen. Dit is enkel moge-
lijk als de omgevingstemperatuur hoger is dan 0 °C. De druk nooit
afstellen op minder dan 10 bar. Anders gaat de vijzel moeilijk
open;
14 bar: om het brandstofdebiet te vergroten of om de ontsteking
te garanderen zelfs bij een omgevingstemperatuur onder 0 °C.
6068
Afstelling brander
1
2
Stadium
1°
2°
D469
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
Zet de schakelaar 1) (Fig. 19) in positie "AAN".
Bij de eerste ontsteking of bij de overgang van de 1ste naar het
2de stadium, daalt de druk van de brandstof tijdelijk terwijl de lei-
Fig. 19
ding van de 2de verstuiver met brandstof wordt gevuld. Deze
drukdaling kan de brander soms stil doen vallen, wat soms ge-
paard gaat met onregelmatige stoten.
Als de hierna beschreven regelingen eenmaal uitgevoerd zijn,
moet het geluid bij de ontsteking gelijk zijn aan dat van de norma-
le branderwerking. Indien u echter onregelmatige stoten waar-
neemt of een vertraagde ontsteking t.o.v. de opening van de
elektroventiel voor stookolie , raadpleeg dan de tips op Pag. 26
oorzaken 34 42.
De druk van de pomp kan aangepast worden met behulp van de
daartoe voorziene schroef 5) (Fig. 18 Pag. 19).
➤ Luchtventiel - 1ste stadium
Houd de brander in werking in de 1ste stadium door de schake-
laar 2) (Fig. 19) in de stand van de 1ste stadium te zetten. De
opening van het ventiel 6) (Fig. 21)(B) moet in overeenstemming
gebracht worden met de gekozen verstuiver: de wijzer 1) (Fig.
20) moet in overeenstemming staan met de inkeping 2) (Fig. 20)
aangegeven in de (Tab. D).De regeling wordt verkregen door aan
de zeshoek 2) (Fig. 21) te draaien:
– naar rechts (teken -): de opening wordt verkleind
– naar links: (teken +) de opening wordt vergroot.
Voorbeeld RL 70 - Verstuiver 1ste stadium 6,00 GPH:
inkeping 2,3 (Fig. 20) in overeenkomst met de wijzer 1).
Als de regeling voltooid is dient men de zeshoek 2) (Fig. 21) met
de ring 1) te blokkeren.
RL 70
Fig. 21
GPH
N°
5
2,0
6
2,3
7
2,6
8
2,7
9
2,8
N° = Inkeping 2) (Fig. 20)
➤ Luchtventiel - 2de stadium
Zet de schakelaar 2) (Fig. 19 Pag. 20) in de stand van de 2de sta-
dium en regel het ventiel 6) (Fig. 21) door aan de zeshoek 4) (Fig.
21) te draaien, na de ring 3) (Fig. 21) losgedraaid te hebben.
De luchtdruk bij de ingang 1) (Fig. 22) moet ongeveer gelijk zijn
aan de waarde in de tabel (Fig. 22) plus de druk in de verbran-
dingskamer gemeten bij ingang 2). Voorbeeld op de afbeelding.
20
NL
RL 100
RL 130
GPH
N°
GPH
7
2,0
10
8
2,1
11
9
2,2
12
10
2,4
13
11
2,6
14
12
2,7
15
13
2,8
16
14
2,9
17
18
19
N°
2,0
2,1
2,2
2,3
2,5
2,6
2,7
2,8
2,9
3,0
Tab. D