6.3
Servomotor
De servomotor (Fig. 25) regelt tegelijkertijd de luchtklep door
middel van de nok met variabel profiel en de gassmoorklep.
De rotatiehoek op de servomotor is gelijk aan de hoek op de ge-
gradueerde sector van de smoorklep.
De servomotor draait 90° in 24 s.
De vier nokken zijn voorafgesteld in de fabriek.
Wijzig deze instelling niet, controleer alleen of ze
afgesteld zijn zoals hieronder aangegeven:
OPGELET
Nok I : 90°
Beperkt de rotatie naar het maximum. Wanneer de brander aan
het maximum vermogen werkt, moet de gassmoorklep helemaal
open zijn: 90°.
Nok II : 0°
Beperkt de rotatie naar het minimum.
Als de brander niet werkt, moeten de luchtklep en de gassmoor-
klep gesloten zijn: 0°.
6.4
Start van de brander
Sluit de afstandsbedieningen en zet de schakelaar 1)(Fig. 26) in
de stand "MAN".
Controleer, zodra de brander start, de rotatierichting van de waaier
van de ventilator vanaf de vlamviewer 18)(Fig. 5 op pag. 11).
Controleer of de lampjes of de testers aangesloten op de elektro-
magnetische kleppen, of de controlelampjes op de elektromag-
netische kleppen zelf afwezigheid van spanning aangeven.
Geven deze spanning aan, stop dan de brander onmiddellijk en
controleer de elektrische verbindingen.
6.5
Ontsteking van de brander
Na de onder het vorige punt beschreven handelingen te hebben
uitgevoerd dient de brander aan te slaan.
Als de motor start maar de vlam niet ontstoken wordt en de bran-
der vergrendelt, moet de brander ontgrendeld worden en moet
weer geprobeerd worden om te starten.
6.6
Afstelling van de brander
Om een optimale afstelling van de brander te verkrijgen, moeten
de verbrandingsgassen geanalyseerd worden op de uitgang van
de ketel.
Ga in volgende volgorde te werk:
–
Vermogen bij ontsteking (minimum)
–
MAX vermogen
–
Tussenliggend vermogen tussen de twee
–
Luchtdrukschakelaar
–
Maximum gasdrukschakelaar
–
Minimumgasdrukschakelaar
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Nok III: 20°
Regelt de positie van ontsteking en minimumvermogen.
Nok IV:
zit vast op nok III.
D791
Als de onststeking nog niet gebeurt, kan het zijn dat het gas de
branderkop niet bereikt binnen de veiligheidstijd van 3 s. Verhoog
dus het gasdebiet bij de ontsteking.
De manometer toont aan wanneer het gas de mof bereikt (Fig. 24
op pag. 22).
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
6.6.1
Bepalen van vermogen bij ontsteking
(minimum)
Volgens norm EN 676.
Branders met MAX. vermogen boven 120 kW
De ontsteking moet uitgevoerd worden op een vermogen dat la-
ger is dan het max. werkingsvermogen.
Als het vermogen bij de ontsteking niet boven 120 kW gaat, is
geen enkele berekening vereist. Als het vermogen bij de ontste-
king daarentegen boven 120 kW ligt, dan bepaalt de norm dat de
waarde moet worden berekend in functie van de veiligheidstijd
"ts" van de elektrische controledoos:
–
bij ts = 2s moet het vermogen bij de ontsteking gelijk aan of
lager dan 1/2 van het maximum werkingsvermogen zijn;
–
bij ts = 3s moet het vermogen bij de ontsteking gelijk aan of
lager dan 1/3 van het maximum werkingsvermogen zijn.
23
NL
D790
1
2
Fig. 25
Fig. 26
20040560