6.9
Types van vergrendeling
Elke keer een vergrendeling gebeurt, toont de controledoos de
oorzaken van het defect die worden aangeduid door de kleur van
de ontgrendelingsknop.
Beschrijving vergrendeling
Aanwezigheid van vreemd licht bij
de start van de motor
Voorverwarming niet beëindigd (*)
Detectie
van
aanwezigheid
vreemd licht tijdens fase van voor-
ventilatie
Geen vlam gedetecteerd na de
veiligheidstijd
Uitschakeling van de vlam tijdens
de werking
Defect aan motor ventilator
Storing in het interne bedienings-
circuit van de olieklep 1° vlam-
gang
Storing in het interne bedienings-
circuit van de olieklep 2° vlam-
gang
Defect aan Eeprom
(*) alleen voor zodanige toepassingen
Frequentie van knippering van de ontgrendelingsknop voor aan-
duiding van de staat (zie paragraaf "Diagnosefunctie storingen
- vergrendelingen" op pag. 28).
Om de controledoos te resetten na de weergave
van de visuele diagnose moet op de ontgrende-
lingsknop gedrukt worden.
OPGELET
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet de
OPGELET
assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of ande-
re defecten vertoont, mogen de ingrepen uitslui-
tend uitgevoerd worden door bevoegd verklaard
en gespecialiseerd personeel, volgens de aandui-
GEVAAR
dingen in deze aanwijzingen en in overeenstem-
ming met de normen en de wetsbepalingen.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Tijdsduur
Kleur led
vergrendeling
Na 25 seconden
600 seconden
0,5 sec ON
2,5 sec OFF
Na 25 seconden
5 seconden
na de activering
van de olieklep
Na 3 cyclusher-
halingen
Onmiddellijk
Onmiddellijk
Onmiddellijk
Onmiddellijk
De sequentie van de impulsen van de led aanwezig in de ont-
grendelingsknop, gegeven door de controledoos, identificeert de
mogelijke types van defecten (raadpleeg de volgende tabel):
–
aanwezigheid van simulatie van vlam na verzoek om
warmte.
–
defect van de weerstand van de verwarmer van de olie (*)
–
defect aan de schakelaar of de thermostaat van de start (*)
–
de verwarmer is defect of de aansluiting brug P is niet aange-
sloten
–
aanwezigheid van simulatie vlam tijdens voorventilatie
ROOD
–
vlamsensor defect of vuil
Altijd ON
–
olieklep defect of vuil
–
ontstekingstransformator defect
–
brander slecht afgesteld
–
olie brandstof niet aanwezig
–
brander niet correct geijkt
–
olieklep defect of vuil
–
vlamsensor defect of vuil
–
motor ventilator defect
–
motor ventilator niet aangesloten
–
olieklep defect
–
intern bedieningscircuit van olieklep defect
–
interne bedieningscircuit van de klep 2° vlamgang defect
–
defect aan interne geheugen
35
NL
Waarschijnlijke oorzaak
Tab. P
20137241