Inbouwhandleiding
Inbouw en reparatie mogen uitslui-
tend door geschoold personeel wor-
den uitgevoerd. Vóór de werkzaamheden
de inbouwhandleiding zorgvuldig doorle-
zen en in acht nemen!
Het niet in acht nemen van de
inbouwvoorschriften of een ver-
keerde inbouw kan personen in ge-
vaar brengen en materiële schade tot
gevolg hebben.
Veiligheidsrichtlijnen
– Gasrestanten: Niet roken, geen open vuur!
– Gewaarborgd moet zijn dat de gasdrukregelinstallatie
MonoControl CS Gastank spanningsvrij zodanig wordt ge-
monteerd en bevestigd dat er geen beschadigende trillin-
gen op de gasdrukregelinstallatie worden overgebracht.
Afbeelding 3
– Trillingen van het voertuigchassis worden op de gastank
overgebracht. Ongunstige bevestigingssystemen voor de
38
gastank kunnen ertoe leiden dat deze trillingen in een zo-
danige mate worden overgebracht dat ze kunnen leiden tot
een ongewenste activering van de crashsensor dan wel tot
een beschadiging van de armaturen.
– Er moeten eventueel extra maatregelen worden genomen om
negatieve effecten van mogelijke trillingen op de armaturen,
gasleidingen en op de gasleidingkoppelingen uit te sluiten.
– Vooral moet erop worden gelet dat de gasleidingen goed
worden gelegd, waarbij bewegingen bijvoorbeeld tussen
tank en voertuigchassis, veroorzaakt door trillingen van de
vloeibaar-gastank (met name bij grote of aan de zijkant be-
vestigde tanks) kunnen worden opgevangen of deze kunnen
worden ontkoppeld.
– Onder andere de volgende normen dienen in acht te wor-
den genomen:
DIN EN 1949
4.2 Dynamische belasting
8.5 Leidingkoppelingen
8.7 Bevestiging
12 Installatie van vloeibaar-gastanks
DIN EN 12979
Bijlage B1 Tankbevestiging
Bijlage B2 Voertuigframe
– Als de gasdrukregelinstallatie MonoControl CS in stromings-
richting achter een andere drukregelaar wordt ingebouwd,
moet het drukbereik van de gastoevoer overeenstemmen
met het geregelde drukbereik van de zich ervoor bevindende
drukregelaar, met inachtneming van het drukverlies van de
tussenliggende pijpleiding.
– Bij caravans en campers met 30 mbar verbruikers mag het
maximale drukverlies ΔP van de erop volgende installatie tot
aan de verbruiker 5 mbar (ΔP5) niet overschrijden.