een stroomsnelheid niet hoger dan 1,5 m/s voor zui-
gleiding en 3 m/s voor persleiding. De leidingdiameters
mogen nooit kleiner zijn dan de pompaansluitingen.
6.4.2. Zuigleiding
De zuigleiding moet luchtdicht en oplopend richting
pomp zijn om luchtzakken te voorkomen.
Tevens dient men ervoor te zorgen dat er geen trillingen
van de leidingen naar het pomphuis worden doorgege-
ven (fig. 2).
b
c
d
Voorkom luchtzakken in de zuigleiding:
a) excentrisch verloopstuk
b) afsluiter met horizontaal handwiel
c) zuigleiding moet luchtdicht en oplopend
richting pomp uitgevoerd zijn om lucht-
zakken tevoorkomen.
Voorkom trillingen van de leidingen
naar het pomphuis:
d) bevestig de zuigleiding middels steunpunten.
fig 2: aansluiting van de leiding.
Bij plaatsing van de pomp boven vloeistofniveau
(zuigbedrijf), plaats een voetklep met zuigkorf, die
altijd ondergedompeld blijft, te plaatsen of terugslagklep
in de zuigleiding.
Bij plaatsing van de pomp onder toeloop, monteer een
terugslagklep.
6.4.3. Persleiding
Plaats een schuifafsluiter in de persleiding om de
pompopbrengst, druk en vermogen te regelen.
Installeer een manometer.
Bij een geodatische opvoerhoogte van meer dan 15
meter monteer een terugslagklep tussen pomp en afslui-
ter. Dit ter bescherming van de pomp tegen waterslag.
6.4.4. Opstelling van de pomp motorunit
Attentie: een verkeerde uitlijning tussen pompvoet
en motorvoet kan trillingen veroorzaken en vroege
slijtage van elastische lagers, de mechanical seal
en andere interne delen.
Zorg ervoor dat de rotor vrij draait wanneer deze met de
hand wordt bewogen.
Om af te stellen, draait u de schroeven los of vast waar
nodig om de positie van de steunpoten op de grondplaat te
verplaatsen en om gekalibreerde platen toe te voegen tus-
sen de poten en de grondplaat, waar deze nodig zijn.
6.5. Elektrische aansluiting
OFF
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd
worden door een gekwalificeerd elektriciën
overeenkomstig de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te zijn.
Verbind de aarde in de aansluitdoos met een gemerkt
teken
.
NM, NMS, NM4, NMS4 Rev. 27 - Bedieningsvoorschrift
a
4.93.040
Vergelijk de frequentie en voltage met de waarden op
het typeplaatje en sluit de fasen aan overeenkomstig het
schema in de aansluitdoos.
Bij motorvermogens boven 5,5 kW voorkom directe
inschakeling. Plaats een schakelkast met
ster/driehoekschakelaar of andere startvoorziening.
LET OP: Geen metalen voorwerpen in de
kabelopening tussen aansluitdoos en stator
laten vallen, anders motor demonteren en
voorwerp verwijderen.
Wanneer de aansluitbox voorzien is van een kabelwar-
tel, gebruik flexibele elektrische kabel van het type
H07RN-F met artikel over de kabel niet minder dan
(par. 13.3 TAB 1).
Wanneer de aansluitbox is voorzien van een doorvoer-
bus, sluit de elektrische kabel aan met behulp van een
mantel.
Bij gebruik in zwembaden, vijvers en soortgelijke situa-
ties, is het noodzakelijk dat een aardlekschakelaar van
maximaal 30 mA in de voeding wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase van de
toevoer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen
de contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Bij een 3-fase motor dient men een motorbeveiliging,
overeenkomstig met curve D de nominale motorstroom
te gebruiken.
1-fase NMM, pompen zijn uitgevoerd met een con-
densator en (voor 220 en 240 V, 50 Hz) met een inge-
bouwde thermische beveiliging.
6.6 Gebruik van een frequentieomvormer
Stel de frequentie-regelaar zo af dat de gelimiteerde
waarden van min. 25 Hz en max. f
overschreden.
7 INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1 Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
7.2 Eerste inschakeling
OFF
LET OP: Laat de pomp nooit drooglopen.
Start de pomp nadat deze volledig is gevuld met
vloeistof.
Bij zuigbedrijf moet de zuigleiding en de pomp via
ontluchtingsklep gevuld zijn
Fig 3 vullen
Als men werkt bij een positieve voordruk, vult men
de pomp door de zuigklep langzaam volledig te ope-
nen en houdt men de persklep open om lucht te laten
ontsnappen.
Controleer of de pomp met de hand gedraaid kan worden.
Hz niet worden
N
.
Fig 3
4.93.141
Pagina 47 / 88
NL