De limieten die u mag wijzigen zijn:
S1 = Eindlimiet voor het opladen
S2 = Equalisatielimiet
S3 = Limiet voor het behoud
L
Het symbool "P" verschijnt rechts op het scherm.
Om de oorspronkelijke limieten weer in te stellen, selecteert u
gewoon een andere spanning of accu.
U kiest het snelstartprogramma "Boost"
L
"Safe Charge & Boost" Tijdens het snelstarten
werkt altijd de beveiliging van de voertuigelektronica
(spanningbegrenzer). U kunt deze beveiliging niet
uitschakelen.
¾ Zet de schakelaar [F] op I/ON om de oplader aan te zetten.
¾ Druk op de toetsen [◄►] voor informatie over de manier
waarop de oplader werkt. U ziet de volgende gegevens:
Eerste Menu
10)
Accuspanning
12)
Geselecteerd programma
13)
Secondenteller (beschikbaar in de statussen
"Wait" en "Run")
05)
Waarschuwingsymbolen (zie de paragraaf
"Waarschuwingen" )
Signalering van de opstartcyclus: "Stop";
11)
"Check"; "Go"; "Run"; "Wait"
Tweede Menu
08)
Accuspanning
09)
Startstroom
¾ Om het snelstarten te starten, drukt u 1 seconden lang
de knop [Test & go ] in.
De acculader draait eerst de sulfateringstest van de accu:
de led [A] knippert zolang de test duurt en blijft dan gewoon
branden totdat de accu opgeladen is.
Als na de test het symbool "S" verschijnt, betekent dit dat de
accu sterk ontladen is en een zuurreactie is begonnen.
In
dit
geval
raden
desulfatiseringsprogramma te draaien.
Het geselecteerde programma wordt niet onderbroken door
de waarschuwing "S".
Het snelstartprogramma controleert de accuspanning. Als die
lager is dan toegestaan verschijnt de melding "CHECK".
In dit geval levert de accu 5 Amp totdat de spanning is bereikt
950593-04 15/02/16
wij
aan
om
eerst
voor een snelstart.
Als de accu sterk ontladen is en u wenst de procedure te
versnellen, raden wij aan de snelstart te onderbreken en de
accu 10-15 minuten lang op te laden (snelle lading).
Als de melding "GO" verschijnt, mag u het voertuig aan
zetten.
¾ Draai aan de contactsleutel van het voertuig. De
snelstart duurt 4" "RUN" en wordt gevolgd door een
pauze van 40" "WAIT".
L
De cyclussen worden gestuurd door de microprocessor.
U kunt het voertuig niet aan zetten tijdens een pauze.
Tijdens een pauze wordt de accu geladen met een
stroom van 5 Amp.
¾ Onderbreek het snelstarten door 1 seconden lang de
knop [Test & go ] in te drukken
BELANGRIJK voor het STARTEN
Voordat u het voertuig een snelstart laat maken, leest
u aandachtig de instructies van de voertuig- en de
accuproducent.
Om de elektronica in het voertuig niet te beschadigen:
¾ Niet snelstarten als de accu gesulfateerd of defect is.
¾ Niet snelstarten als de accu niet aangesloten is in het
voertuig: de accu moet in het voertuig zitten om eventuele
overspanning op te vangen die kan ontstaan omdat er
energie opgeslagen is in de verbindingskabels tijdens de
snelstartfase.
¾ Om het snelstarten te vergemakkelijken, raden wij aan de
accu altijd eerst 10-15 minuten op te laden (snelle lading).
Als u het programmeermenu hebt geopend,
kunt u de accuoplader niet gebruiken.
¾ Druk op de knop [Setting Menu] om het programmeren
van de oplader te starten en blader door de menu's met
de knoppen [◄►].
¾ Afhankelijk van de inhoud kunt u met de knoppen [▲▼] een
parameter selecteren of een cijfer wijzigen. De overgang
naar een volgende parameter, slaat de wijziging op.
Een overzicht van de bedieningen
¾ Selecteer het snelstartprogramma "BOOSTER"
De fasen van het snelstartprogramma zijn:
1) Controle van het zuurgehalte
10) Snelstart met de volgende vermeldingen: Afb.6
"CHECK": accu met te lage spanning: wordt opgeladen
met beperkte stroom.
"GO" = klaar voor het snelstarten
"RUN" = snelstarten bezig (4 seconden)
"WAIT" = wachttijd (40 seconden)
¾ Selecteer de accuspanning (volt)
een
De beschikbare accuspanningen zijn: 6, 12, 24 Volt
¾ Druk op de knop [Setting Menu] om het programmeren
af te sluiten.
40