7.4 Aansluiting
Controleer voor u met het aansluiten begint of de GSM-schakelmodule losgekoppeld
is van de voedingsspanning.
De aansluiting mag uitsluitend door een deskundige worden uitgevoerd.
Let er op, dat er geen diep ontladen Li/Po- of Li/Ion-accu wordt aangesloten.
a) Aansluitklemmen „Li/Po" (1)
Op deze aansluitklemmen kan een Li/Po- of een Li/Ion-accu worden aangesloten. De accu dient als
bufferaccu en laat het gebruik toe tot 75 uren (afhankelijk van de ontvangstvoorwaarden) als de
stroom uitviel.
Let bij het opnieuw aansluiten op de juiste polariteit. De polariteit is duidelijk op de printplaat
aangegeven.
Sluit nooit een diep ontladen accu aan op de aansluitklemmen „Li/Po" (1).
Als de accuspanning daalt beneden 3,5 V/DC, dan genereert de module een meldings-
SMS, die u informeert over de laadtoestand van de accu.
b) Aansluitklemmen „DC" (4)
Op de aansluitklemmen „DC" (4) wordt de voedingsspanning aangesloten. De voedingsspanning
bedraagt 4,8 tot 6V/DC, er moet een stroom van minstens 700mA ter beschikking staan. Let bij het
opnieuw aansluiten op de juiste polariteit. De juiste polariteit (plus/+ en min/-) is aangegeven op de
printplaat.
Zo lang op de aansluitklemmen „DC" (4) de voedingsspanning correct aanwezig is,
wordt de accu, welke op de aansluitklemmen „Li/Po" (1) aangesloten is, op ca. 75%
van zijn capaciteit geladen en gehouden.
c) Aansluitklemmen „IN1" (6) en „IN2" (5)
De aansluitklemmen „IN1" (6) en „IN2" (5) zijn optocoupler-ingangen (ook „digitale ingangen"
genoemd). Deze beide ingangen zullen bij een niveauverandering (naargelang de configuratie)
leiden tot het verzenden van een meldings-SMS.
d) Aansluitklemmen „INCALL" (7)
Hierbij gaat het om een potentiaalvrij relaiscontact (N.O., max. 8 A bij 250 V/AC of bij 24 V/DC), dat
via een oproep wordt geactiveerd. De schakelduur voor dit relaiscontact kan ingesteld worden (zie
hoofdstuk: „9.3 Schakelduur van uitgang „INCALL" (7) vastleggen").
De GSM-schakelmodule haakt bij een oproep niet uit. Op die manier ontstaan er geen kosten.
83