L
Het opladen begint na 10 seconden na de laatste keuze.
Eenmaal de lader in werking kunt u de accuspanning niet
meer veranderen.
¾ Selecteer de laadstroom "Amp" [E].
L
De stroom die wordt opgenomen door een batterij die
herladen moet worden, hangt af van de toestand van
de batterij. Voor modellen waarop de lading kan worden
ingesteld, moet de laadstroom worden gekozen die het
dichtst bij 10% van de capaciteit ligt van de batterij die
herladen moet worden. (b.v. I = 4 Amp. voor een batterij
van 40 Amp/uur). Controleer of het vermogen van de accu
(Ah) niet lager is dan wat op de accuoplader staat (C-Min).
Gelijktijdig laden van verschillende batterijen Afb.6
De laadtijden zijn natuurlijk langer, in verhouding tot de som
van de capaciteiten van de batterijen die geladen worden.
Laad niet tegelijkertijd verschillende accusoorten op of accu's
met een verschillend vermogen (Ah) of een verschillend
laadniveau.
Een accu opladen in "handmatige" modus
I n d e h a n d m a t i g e m o d u s " M A N " i s d e
overspanningsbeveiliging "Save Charge & Boost"
uitgeschakeld.
In bijzondere gevallen kan het nodig zijn om de acculader in
de handmatige modus te gebruiken, bijvoorbeeld voor het
snel opladen van accu's die niet in het voertuig zijn geplaatst
¾ Om de handmatige modus "MAN" te selecteren, houd de
toets [G] 3 seconden ingedrukt.
De laadcyclus is van het type IU: (2 ladingsfasen zonder
onderhoudsladen "Floating") Afb.3.
Oplaadtimer
Alleen in de handmatige modus "MAN" is het mogelijk een
oplaadtijd in te stellen.
¾ Houd de toets [F] twee seconden ingedrukt. Stel de
oplaadtijd in met korte drukken op dezelfde toets. Bevestig
uw keuze door nogmaals de toets [F] twee seconden
ingedrukt te houden.
Een voertuig starten
¾ Zet de schakelaar [A] op I/ON om de acculader aan te zetten.
¾ Kies de functie Starter [B].
¾ Gebruik de toets [D] om de accuspanning te kiezen.
L
De acculader is klaar om te beginnen na 10 seconden
na de laatste keuze.
Eenmaal de lader in werking kunt u de accuspanning niet
meer veranderen.
Wanneer de melding
worden gestart.
¾ Draai aan de contactsleutel en druk op de toets op de
afstandsbediening.
L
D e s n e l s t a r t d u u r t 4 " e n w o r d t g e v o l g d
d o o r
e e n
p a u z e
De cyclussen worden gestuurd door de microprocessor.
Een voertuig starten in handmatige modus,
zonder "Safe Boost"
In bijzondere gevallen kan het nodig zijn dat de gebruiker een
voertuig dient te starten in de handmatige modus (zonder
overspanningsbeveiliging), bijvoorbeeld om een voertuig te
starten dat niet is uitgerust met on-board elektronica.
950660-00 15/02/16
verschijnt kan het voertuig
v a n
4 0 "
A f b . 4
¾ Om de handmatige modus "MAN" te selecteren, houd de
toets [G] 3 seconden ingedrukt.
BELANGRIJK voor het STARTEN
Voordat u het voertuig een snelstart laat maken, leest
u aandachtig de instructies van de voertuig- en de
accuproducent.
Om de elektronica in het voertuig niet te beschadigen:
¾ Niet snelstarten als de accu gesulfateerd of defect is.
¾ Niet snelstarten als de accu niet aangesloten is in het
voertuig: de accu moet in het voertuig zitten om eventuele
overspanning op te vangen die kan ontstaan omdat er
energie opgeslagen is in de verbindingskabels tijdens de
snelstartfase.
¾ Om het snelstarten te vergemakkelijken, raden wij aan de
accu altijd eerst 10-15 minuten op te laden (snelle lading).
Legenda van de meldingen
Tijdens de werking kunnen de volgende meldingen
verschijnen:
"Bat" Accu niet aangesloten
"Cb"
Functie acculader.
"End" Oplaadtijd verlopen
"Flo"
De accu wordt in floating laadmodus gehouden
"Off"
de verbinding met de accu werd onderbroken
tijdens het opladen. De acculader dient opnieuw te
worden ingeschakeld
"Safe" de overspanningsbeveiliging is ingegrepen
"Str"
Snelstart functie.
"t t"
thermische beveiliging actief
Overzicht storingsmeldingen
Tijdens de werking kunnen storingsmeldingen worden
weergegeven:
"Er1" omgekeerde polariteit. Controleer de verbinding
van de klemmen.
"Er2" Spanning te laag voor de snelstart functie. Laad de
accu op.
"Er3" De accu krijgt geen stroom. controleer de conditie
van de accu.
"Er4" accu beschadigd of met te grote capaciteit.
Controleer de accu.
"Er5" Kortsluiting in de accu. Vervang de accu.
"Ax"
Acculader defect. Raadpleeg de technische
hulpdienst.
Zekering die beveiligt tegen kortsluitingen en verkeerd
aangesloten accucontacten [H]
De zekering onderbreekt de elektriciteit in geval van
overbelasting. Die kan worden veroorzaakt door een
kortsluiting op de klemmen of op de accu-elementen of door
verkeerd aangesloten contacten (+,-).
Er kunnen echter probleemsituaties optreden die de zekering
niet kan "oplossen". (Bijvoorbeeld een accu die sterk ontladen
.
is en verkeerd is aangesloten).
Sluit de klemmen niet op de verkeerde accucontacten
aan. U voorkomt hiermee schade en verwondingen.
Maak de accuoplader los van het stroomnet voordat u
zekeringen vervangt.
L
De acculader is voorzien van een thermostaat met
automatische reset die ingrijpt door de uitgangsstroom te
verminderen of het starten te voorkomen. De volgende
melding verschijnt: "t_t".
21