7 Onderhoud
► Schroef de oliepeilstok (1) eruit en reinig deze
met een doek.
► Steek de oliepeilstok (1) in de olievulopening,
maar schroef deze er niet in.
► Trek de oliepeilstok er weer uit en lees het
oliepeil op de meetschaal (2) af. Vul zo nodig
motorolie bij met een geschikte trechter, totdat
het maximale oliepeil (3) bereikt is.
► Schroef de oliepeilstok (1) erin.
7.3
Luchtfilter vervangen
► Schakel de motor uit.
► Plaats het STIHL apparaat op een vlakke
ondergrond.
► Reinig het deksel en de behuizing van het
luchtfilter met een doek.
► Druk op de lippen (1).
► Neem het deksel (2) weg.
► Verwijder het papieren filter (3) en het voorfil‐
ter (4).
► Controleer het papieren filter (3) en het voorfil‐
ter (4). Vervang onderdelen als er schade of
ernstige verontreiniging te zien is.
► Plaats het papieren filter (3) en het voorfil‐
ter (4).
► Breng het deksel (2) aan en druk erop, totdat
de lippen (1) vastklikken.
7.4
Luchtfilter reinigen
Reinig het luchtfilter op de aangegeven onder‐
houdsintervallen,
7.1. Reinig filters bij gebruik
van het STIHL apparaat in stoffige omgevingen
vaker.
► Schakel de motor uit.
► Plaats het STIHL apparaat op een vlakke
ondergrond.
► Reinig het deksel en de behuizing van het
luchtfilter met een doek.
► Demonteer het luchtfilter,
0478-983-9904-A
7.3.
► Was het voorfilter (1) met zeepsop uit en laat
het drogen. Voer verontreinigd zeepsop op
milieuvriendelijke wijze af.
Klop het papierfilter (2) af.
LET OP
■ Bij reinigen met perslucht kan het papierfil‐
ter beschadigd raken.
► Reinig het papierfilter niet met perslucht.
LET OP
■ Stof en vuil achter het papierfilter kunnen de
motor beschadigen.
► Reinig he papierfilter zodanig, dat er geen
stof of vuil achter het filter achterblijven.
► Zet het luchtfilter in elkaar,
7.5
Bougie controleren
► Plaats het STIHL apparaat op een vlakke
ondergrond.
► Zet de motor uit en laat deze afkoelen.
► Trek de bougiestekker (1) los.
► Als het gebied rondom de bougie (2) vuil is:
reinig het gebied rondom de bougie (2) met
een doek.
► Draai de bougie (2) eruit.
► Reinig de bougie (2) met een doek.
► Meet de elektrodeafstand (A) met een voeler‐
maat. Pas deze indien nodig aan: A = 0,8 mm.
► Vervang de bougie,
– Als de bougie (2) gecorrodeerd is.
– Als de isolator (3) scheuren of beschadigin‐
gen vertoont.
► Draai de bougie (2) met de hand vast in.
Nederlands
7.3.
9.2:
93