□
Druk op de toets SNOOZE/LIGHT 5 om de snooze-functie te activeren.
De alarmtoon gaat uit en het snooze-symbool 47 begint te knip
peren. Na 5 minuten klinkt opnieuw de alarmtoon.
□
Druk op een willekeurige toets op de achterkant van het draadloze weerstation.
De alarmfunctie wordt beëindigd.
● Temperatuuralarm
Per buitensensor kan één temperatuurbereik worden gedefinieerd. Als de buiten
sensor een waarde meet die buiten het ingestelde temperatuurbereik valt, klinkt er
een alarmsignaal op het draadloze weerstation.
□
Druk op de toets temperatuurwaarschuwing 17 .
Het temperatuuralarm is geactiveerd en het symbool voor het tempe
ratuuralarm 40 brandt.
□
Houd de toets temperatuuralarm 17 2 seconden ingedrukt.
De temperatuurweergave 29 en het bovenste deel van het symbool
voor het temperatuuralarm 40 beginnen te knipperen.
De temperatuurweergave 29 laat de bovenste temperatuurgrens
zien.
□
Druk op de pijltoets omhoog of 14 de pijltoets omlaag 15 of houd deze inge
drukt om de bovenste temperatuurgrens in te stellen.
□
Druk op de toets temperatuurwaarschuwing 17 om uw keuze te bevestigen.
De temperatuurweergave 29 blijft knipperen en het onderste deel
van het symbool voor het temperatuuralarm 40 begint te knipperen.
De temperatuurweergave 29 laat de onderste temperatuurgrens
zien.
□
Druk op de pijltoets omhoog of 14 de pijltoets omlaag 15 of houd deze inge
drukt om de onderste temperatuurgrens in te stellen.
□
Druk op de toets temperatuurwaarschuwing 17 om uw keuze te bevestigen.
Het temperatuuralarm is ingesteld.
Bediening en gebruik
NL/BE
123