NL
5. Schroef de bougie met de meegeleverde
sleutel los (28/1), (28/a).
6. Controleer de afstand tussen de elektroden
(A) en herstel deze eventueel weer (28).
Opmerking: De correcte afstand tussen de
elektroden staat vermeld in de gebrui-
kershandleiding van de motorfabrikant.
7. Draai de bougie met de meegeleverde sleutel
tot aan de aanslag in en trek hem vast.
8. Steek de bougiestekker weer op de bougie.
9. Achterbekleding weer sluiten:
■
Sluit de kabels op de vulpeilsensor aan.
■
Klap de achterbekleding dicht.
■
Draai de bevestigingsbouten (26/1) vast.
10. Haak de grasopvangbak weer vast (zie
Hoofdstuk 6.5 "Grasopvangbak ophangen en
afnemen (15)", pagina 57).
9.5
Bowdenkabel voor het maaiwerk
afstellen (29)
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel!
Voer alle werkzaamheden aan het maaiwerk al-
leen bij uitgeschakelde motor uit!
Wanneer het maaiwerk niet meer juist zou in- of
uitschakelen, kan de schakeling aan de bowden-
kabel worden bijgesteld.
OPMERKING Wanneer het maaiwerk hele-
maal niet meer in- of uitschakelt, laat u uw zit-
maaier door uw werkplaats met klantenservice
controleren en repareren.
■
Draai de beide moeren (29/2) en (29/3) los
om de bowdenkabel (29/1) af te stellen.
■
Wanneer het maaiwerk niet meer correct kan
worden ingeschakeld, draait u de moer (29/3)
los en stelt u de bowdenkabel (29/1) met de
moer (29/2) af tot het maaiwerk weer correct
kan worden ingeschakeld.
■
Wanneer het maaiwerk niet meer correct kan
worden ingeschakeld, draait u de moer (29/2)
los en stelt u de bowdenkabel (29/1) met de
moer (29/3) af tot het maaiwerk weer correct
kan worden ingeschakeld.
9.6
Maaiwerk afstellen (30)
Wanneer de instelling van de maaihoogte niet
meer zou kloppen door slijtage of door een ban-
denwissel, kunt u deze aanpassen.
1. Plaats de zitmaaier op een vlak en recht op-
pervlak.
2. Zet de maaihoogteverstelling (09/2) op de
laagste stand.
66
3. Maak de borgpen (30/2) los uit de fixeerpen
(30/3).
4. Trek de fixeerpen (30/3) uit het maaiwerk en
de verstelbout (30/1).
5. Stel de juiste maaihoogte in met de verstel-
bout (30/1).
6. Steek de fixeerpen (30/3) weer door de ver-
stelbout (30/1) en het maaiwerk en zet de
fixeerpen weer vast met de borgpen (30/2).
De juiste instelling van het maaiwerk - vooraan
25 mm en achteraan 35 mm - wordt bij de laag-
ste insteling van de maaihoogte gemeten. De
maten hebben betrekking op de onderkant van
het maaiwerk tot de bodem.
9.7
Startbatterij
In de leveringsomvang van de zitmaaier is geen
oplader voor de startaccu inbegrepen.
Precieze accunaam: zie accubak. De startaccu
bevindt zich onder de motorkap.
In principe is de startaccu af fabriek opgeladen.
WAARSCHUWING! Gevaar door verkeer-
de omgang met de startbatterij! Neem de vol-
gende punten in acht om gevaren te vermijden
die kunnen ontstaan door foutieve omgang met
de batterij!
■
De startaccu mag niet in de buurt van open
vuur worden opgeslagen of verbrand of op
een verwarming worden gelegd. Er bestaat
explosiegevaar.
■
Bewaar de startaccu in een koele, droge
ruimte (10 – 15 °C) voor opslag in de winter.
Temperaturen onder het vriespunt moeten
vermeden worden tijdens de opslag.
■
Laat de startaccu niet gedurende een langere
tijd ongeladen. Wanneer de startaccu gedu-
rende langere tijd niet werd gebruikt, moet
deze met een geschikt apparaat worden op-
geladen.
■
Vernietig de startaccu niet. De elektrolyt
(zwavelzuur) veroorzaakt brandwonden op
de huid en verbranding van de bekleding -
was onmiddellijk uit met veel water.
■
Houd de startaccu schoon. Wis enkel af met
een droge doek. Gebruik daarvoor geen wa-
ter, benzine, verdunningsmiddel of dergelijke!
■
Houd de aansluitpolen schoon en vet in met
poolvet.
■
Sluit de aansluitpolen niet kort.
R7-62.5 | R7-63.8 A | R7-65.8 HD
Onderhoud