nl
7
7
8
4b
9
8
7
Fig. 14: Hydraulische aansluitingen
120
LET OP
De zuig- en persleidingen kunnen, afhankelijk van de omstandigheden
ter plaatse, onafhankelijk van elkaar op de linker-, rechter- of onderkant
van het apparaat worden aangebracht (zie hieronder).
◀
Toevoer (aansluiting regenwaterreservoir en leidingwater)
◁
Perszijde
4a
Aansluiting leidingwater rechts (◀)
7
4b
Aansluiting leidingwater links (◀) alternatief (zie het hoofdstuk Aansluiting lei-
dingwater draaien [" 121])
8
7
Aansluiting bedrijfswaterleiding (drukslang) (◁)
8
Aansluiting voor zuigslang (aansluiting regenwaterreservoir) (◀)
4a
9
Aansluiting overloop
Sluit de installatie na de wandmontage als volgt aan:
•
Aansluiting voor bedrijfswaterverdeling (G 1" wartelmoer) (Fig. 14, pos. 7).
•
Leidingwaterbuis (G 3/4") (Fig. 14, pos. 4 resp. hoofdstuk Aansluiting leidingwater draaien
[" 121] pos. 4a of 4b)
Een verbinding met een flexibele slang in combinatie met een afsluitkraan wordt dringend
aanbevolen. De verbinding naar het suppletieventiel (Fig. 14, pos. 4) moet een vlakke af-
dichting zijn en moet worden uitgevoerd met een wartelmoer.
VOORZICHTIG
Materiële schade door ondeskundige verbinding
Als de aansluiting op het suppletieventiel niet juist wordt uitgevoerd, kan
dit ventiel of de vergrendeling beschadigd raken.
• Zorg voor een vlakke afdichting en zet deze handvast vast.
• Oefen geen spanningen of belastingen uit op het ventiel.
•
Zuigleiding van het regenwaterreservoir (G 1" wartelmoer) (Fig. 14, pos. 8)
Buisdiameter van ten minste 25 mm (maximaal 32 mm) vereist.
Bij de controle van de maximale aanzuighoogte en het werkpunt van de pomp moet reke-
ning worden gehouden met het geodetische hoogteverschil tussen het minimale water-
peil in het regenwaterreservoir en de zuigzijde van de pomp, alsmede met de wrijvings-
verliezen in de leidingen.
•
Overloopaansluiting (Fig. 14, pos. 9) voor kleine lekkages met overloopslang (niet inbe-
grepen, Ø 19-21 mm binnendiameter) (Fig. 2, pos. 29) verbinden
•
Bouw de niveausensor (Fig. 2, pos. 5; apart meegeleverd) volgens Fig. 2 in het regenwa-
terreservoir in. Leg de kabel door een kabelgeleiding naar de installatie en sluit deze aan
op het regelsysteem (zie het hoofdstuk Aansluiten van de niveausensor [" 122]).
LET OP
Leg de zuigleiding gestaag stijgend van het regenwaterreservoir naar de
RAIN3.
- Gebruik een zuigvaste leiding met een binnendiameter van 25 tot 32
mm.
- Gebruik zuigvaste en vacuümdichte materialen en verbindingen.
- Gebruik geen extra filter aan de zuigzijde.
Afwijkingen ter plaatse kunnen worden overbrugd door het installeren van
een extra pomp in het regenwaterreservoir (zie Fig. 15).
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-RAIN3 • Ed.05/2024-02