LET OP!
U dient het pedaal geleidelijk op te
laten komen om te beletten dat de machine, door een te
bruuske start, begint te steigeren en u de macht over het
stuur kwijtraakt.
Zorg dat u geleidelijk de gewenste snelheid bereikt door de gas-
hendel en de versnellingspook te bedienen; om van de ene ver-
snelling naar de andere over te gaan dient u de koppeling te
bedienen door het pedaal half in te trappen (
Hydrostatische aandrijving
Schakel de handrem uit en laat het rempedaal opkomen (
Trap het pedaal van de aandrijving (
dat de gewenste snelheid bereikt is door een lichte druk op het
pedaal uit te voeren en de gashendel te bedienen.
LET OP!
Het inschakelen van de koppeling dient
uitgevoerd te worden zoals reeds eerder beschreven is
(
4.32) om te voorkomen dat de machine door een te
bruuske bediening kan gaan steigeren en u de macht over
het stuur verliest, vooral op hellingen.
5.4.3 Remmen
Neem eerst snelheid af door het aantal toeren van de motor te ver-
minderen en trap daarna op het rempedaal (
nog meer snelheid af te nemen totdat de machine stilstaat.
Hydrostatische aandrijving
Een waarneembare vermindering van de snelheid kan reeds wor-
den verkregen door het koppelingspedaal los te laten.
4.21).
4.31).
4.32) in de «F» richting tot-
4.21 ofwel 4.31) om
5.4.4 Achteruit rijden
BELANGRIJK
Het inschakelen van de achteruitversnelling
dient altijd bij stilstand te gebeuren.
Mechanische aandrijving
Trap het pedaal in totdat de machine stilstaat, schakel de achteruit
in door de versnellingspook opzij te duwen en in de «R» (
stand te zetten. Laat het pedaal geleidelijk opkomen om de kop-
peling in te schakelen en begin met de achteruitrijdmanoeuvre.
Hydrostatische aandrijving
Stop de machine en schakel de achteruitversnelling in door op het
koppelingspedaal in de richting «R» te duwen (
5.4.5 Het gras maaien
Regel de positie van de antiscalp wielen naar gelang de oneffenheid
van de grond.
De functie van de antiscalp wielen is het risico op scheuren in het
gazon te vermijden, die veroorzaakt zouden kunnen worden doordat
1
A = 10 mm
A = 30 mm
4.22)
4.32).
A = 0 mm
A = 20 mm
A
NL
19