Extra toevoeren monteren (optioneel)
Extra aansluitingen (max. DN 200) mogen alleen op
vlakke, hiervoor bedoelde vlakken aan de zijkant van de
installatie worden geboord.
De aansluitingen moeten minimaal 115 mm van de
onderkant worden geplaatst.
4.3
Be - en ontluchtingsleiding aansluiten
Aansluiting voor be- en ontluchtingsleiding (1) bij de aan-
gebrachte snijrand afzagen.
Be- en ontluchtingsleiding op de ontluchtingsaansluiting
(1) aansluiten.
Aansluitingen en klemmen moeten geluiddempende
eigenschappen hebben.
Conform DIN EN 12056-4 moet een aparte be- ontluch-
tingsleiding naar het dak worden aangebracht.
4.4
Persleiding aansluiten
Armatuur van kunststof
Eventueel een afsluiter (1) monteren (optioneel).
Persleiding (2) verticaal op de uitloopaansluiting (3) of
horizontaal op de afsluiter (1) aansluiten.
010-907
Opvoerinstallatie / Inbouw- en bedieningshandleiding
83 / 114