– Demonteer het linkerzijpaneel (4)
door de moeren waarmee het
paneel aan de trekstangen vastzit
eraf te draaien.
– Ga op dezelfde manier te werk om het
rechterzijpaneel (5) te demonteren.
– Haal de binnenwand (6) eruit door
de wand naar voren te trekken.
– Draai de moeren waarmee de ach-
terwand (7) vastzit eraf om de wand
van de trekstangen af te halen.
4.6
REINIGING EN ONDERHOUD
Na afloop van het verwarmingsseizoen
moet de ketel absoluut gereinigd en
gecontroleerd worden waarbij u op de
volgende manier te werk moet gaan:
– Schakel de stroomtoevoer naar de
ketel uit en draai de gastoevoerk-
raan dicht.
– Verwijder de deur en het deksel van
de mantel.
– Verwijder het bovenste paneel van
de rookkamer dat met zelftappende
schroeven aan de rookkamer is
bevestigd.
– Haal het gasblok eruit.
– Zorg dat u via de bovenkant met een
speciaal borsteltje bij de rijen pennen
van de gietijzeren wisselaar kunt komen
en verwijder de aanwezige aanslag door
verticale bewegingen te maken.
– Haal de brander van het inspuitver-
deelstuk af en richt een straal lucht
op de binnenkant van de branders
zodat eventueel stof dat zich opeen-
gehoopt heeft eruit geblazen kan
worden. Verzeker u ervan dat de
bovenkant van de branders met
gaatjes vrij is van aanslag (fig. 13).
– Verwijder de aanslag die zich op de
bodem van de ketel afgezet heeft en
monteer de diverse onderdelen
weer die u gedemonteerd heeft,
waarbij u moet controleren of de
plaats van de dichtingen juist is.
– Controleer de schoorsteen en ver-
zeker u er daarbij van dat het rookka-
naal schoon is.
– Controleer de werking van het toestel.
– Na de montage moeten alle gasaan-
sluitingen op dichtheid gecontro-
leerd worden, gebruik daarbij een
sopje of speciale producten en ver-
mijd het gebruik van open vuur.
Het preventieve onderhoud en de con-
trole van de werking van de toestellen
en van de veiligheidssystemen moet
na afloop van elk seizoen uitgevoerd
worden en mag uitsluitend voor erk-
ende vakmensen verricht worden.
LEGENDE
1 Verwarmingslichaam
2 Brander
3 Hoofdinspuitstuk
4 Aluminium ringetje
5 Branderverdeelstuk
4.7
STORINGEN IN DE WERKING
De hoofdbrander gaat niet branden.
– De
rookgasbeveiliging
schakeld (zie punt 3.3).
– Controleer of er spanning aanwezig
is op de gasklep.
– Vervang de elektrische aandrijving
van de gasklep.
– Vervang de gasklep.
De ketel bereikt de juiste temperatu-
ur, maar de radiatoren blijven koud.
– Controleer of er luchtbellen in de
installatie zijn, ontlucht de installatie
eventueel via de speciale ontluchters.
– De klimaatregelaar is te laag afge-
steld of moet vervangen worden
Fig. 12
omdat hij defect is.
– De klimaatregelaar is elektrisch niet
goed aangesloten (controleer of de
kabels aangesloten zijn op de klem-
men 6 en 7 van het klemmenblok
van de ketel).
De ketel functioneert uitsluitend op
de nominale druk en het is niet
mogelijk om de druk te verlagen.
– Controleer of er aan de uiteinden
van de spoel spanning is.
– De wikkeling van de spoel is onder-
broken en moet vervangen worden.
– De gelijkrichtkaart die de spoel voedt
is onderbroken en moet vervangen
worden.
– Er is geen verschil op de instelling
van de beide contacten van de
regelthermostaat, de thermostaat
moet vervangen worden.
– Controleer de instelling van de instel-
schroef van de lagere druk van het
spoelblok.
De ketel wordt snel vuil, wat schade
veroorzaakt aan het gietijzeren
lichaam en waardoor de rookgasvei-
ligheidsthermostaat vaak inschakelt.
– Controleer of de vlam van de hoofd-
brander goed afgesteld is en of het
gasverbruik in verhouding staat tot
het vermogen van de ketel.
– Het vertrek waarin de ketel geïnstal-
leerd is, is onvoldoende geventileerd.
– Onvoldoende trek in het rookkanaal
of trek die niet aan de eisen voldoet.
– De ketel werkt op een te lage tem-
peratuur, stel de ketelthermostaat in
op een hogere temperatuur.
De thermostaat schakelt opnieuw
in met een te grote temperatuu-
rafwijking.
– Vervang de regelthermostaat omdat
de thermostaat ontregeld is.
Fig. 13
IT
ES
PT
is
inge-
GB
FR
BE
GR
RO
RUS
83