Elektrische contacten of mechanische
wrijvingen kunnen vonken veroorzaken die het
stof of de dampen kunnen doen ontbranden.
• Schakel de motor niet aan in gesloten
ruimtes, waar er zich gevaarlijke
koolstofmonoxidedampen kunnen
vormen. De machine dient altijd in de
open lucht of in een goed geventileerde
ruimte gestart te worden! Denk er altijd
aan dat de uitlaatgassen giftig zijn!
• Enkel bij daglicht of met goed kunstmatig
licht en bij goede zichtbaarheid reinigen.
• Verwijder personen, kinderen en dieren uit
de werkzone. De kinderen moeten onder
toezicht van een andere volwassene staan.
• Let bijzonder goed op wanneer de
machine gebruikt wordt op grindwegen,
voetpaden en straten of wanneer men deze
oversteekt. Let op verborgen gevaren.
• Let goed op het verkeer, wanneer de
machine dicht bij de straat gebruikt wordt.
Gedrag
• Richt de opening van het uitlaatglijvlak
niet tegen de wind in, of in de richting van
personen, dieren, voertuigen, woningen of
iets dergelijks dat schade kan ondergaan
door de sneeuw of door de onder de
sneeuw verborgen voorwerpen. Laat
niemand voor de machine stilstaan.
• Gebruik de sneeuwruimer nooit nabij
omheiningen, auto's, vensters, glazen
hekken, enz. zonder de deflector van het
uitlaatglijvlak degelijk afgesteld te hebben.
• Houd handen en voeten op afstand van de
roterende organen. Blijf steeds op afstand
van de opening van het glijvlak van de
sneeuw. Houd het glijvlak steeds schoon.
• Indien de sneeuwruimer tegen vreemde
voorwerpen stoot of abnormale geluiden
maakt, schakel dan de motor uit, verwijder
de sleutel, wacht tot de bewegende delen
stil staan en controleer aandachtig de
machine om na te gaan of er geen schade
is. Trillingen wijzen over het algemeen op
een probleem. Herstel eventuele schade
alvorens de machine opnieuw te gebruiken.
• Vooraleer van de machine weg te
gaan, dient men alle commando's uit
te schakelen en de contactsleutel uit
zijn zitting op de machine te halen.
• Vooraleer herstellingen, reinigingen,
inspecties, afstellingen uit te voeren, moet
men de motor uitschakelen, de sleutel
verwijderen en wachten tot de bewegende
delen stil staan (tenzij uitdrukkelijk anders
aangegeven in de instructies). Ontkoppel de
kabels van de elektrische motor. (Optie)
• Raak de delen van de motor die zich
tijdens het gebruik opwarmen, nooit
aan. Risico op brandwonden.
• Gebruik de machine niet op gladde
oppervlakte aan hoge transportsnelheden.
Let op wanneer u achteruit rijdt. Kijk achteruit
voor en na het achteruit rijden om u ervan te
verzekeren dat er geen hindernissen zijn.
• Schakel de toevoerschroef uit wanneer de
machine vervoerd of niet gebruikt wordt.
• Verzeker u er steeds van dat u een
goed evenwicht hebt en het handvat
stevig vast hebt. Stap, loop nooit.
Beperkingen voor het gebruik
• Gebruik de machine nooit dwars op een
helling. Ga steeds van boven naar beneden,
en vervolgens van beneden naar boven. Wees
voorzichtig wanneer u van richting verandert
op een helling. Vermijd steile hellingen.
• Gebruik de machine niet indien de
beschermingen onvoldoende zijn
of indien de veiligheidsinrichtingen
niet correct geplaatst zijn.
• De veiligheidsinrichtingen niet
uitschakelen of schenden.
• Wijzig de afstellingen van de motor niet,
en overbelast hem niet. Indien de motor
aan een te hoog toerental werkt, verhoogt
het risico op persoonlijke letsels.
• Overbelast de machine niet door ze aan
een tè hoge snelheid te laten werken.
• Steek de handen nooit in de aflaat of
in de toevoerschroef zonder eerst de
motor uitgeschakeld te hebben en
de sleutel verwijderd te hebben.
2.4 ONDERHOUD, STALLING EN VERVOER
Regelmatig onderhoud en een correcte stalling
garanderen de veiligheid van de machine.
De defecte of beschadigde onderdelen
moeten vervangen en niet gerepareerd
worden. Gebruik uitsluitend originele
reserveonderdelen: het gebruik van niet
originele en/of niet goed gemonteerde
onderdelen beïnvloedt de veiligheid van
de machine, kan ongelukken of persoonlijk
letsel aanrichten en de fabrikant kan
hiervoor niet aansprakelijk gesteld worden.
Onderhoud
• Indien het reservoir geledigd moet
worden, moet dit aan de open lucht
en bij koude motor gebeuren.
• Om het risico op brand te verminderen,
moet men regelmatig controleren of er
geen lekken van olie en/of brandstof zijn.
NL - 3