C. Afstelling
Voor de veiligheid moet de patiënt op de loopbrug staan terwijl de
orthopedisch
technicus
fabrieksinstellingen.
Het gebruikte voetmodel kan de afstelling van de knie beïnvloeden. De knie
moet dus bijgesteld worden telkens wanneer er van voet veranderd wordt.
Houd onder alle omstandigheden de veiligheid van de patiënt in het oog,
vooral tijdens afdalingen en hellingen of op trappen.
Na elke onderhoudstussenkomst moet de knie opnieuw afgesteld worden.
U kunt alle afstellingen van de knie uitvoeren dankzij de meegeleverde
zeskantsleutel van 2,5 mm.
Pas de gewenste afstellingen vervolgens aan in deze volgorde:
1.
Afstelling van de weerstandsintensiteit in de steunfase (schroef R)
De HYTREK-knie wordt geleverd met een behoorlijk hoge weerstandsinstelling. Om het risico op vallen van de patiënt te
vermijden, moeten de eerste instellingen voorzichtig en in alle veiligheid uitgevoerd worden.
Schroef telkens per 1/12de van een omwenteling vaster om de weerstand in de steunfase (remming) te vergroten.
Schroef losser voor het tegenovergestelde effect.
Stel daarna nog meer bij indien nodig.
Instelbereik = 3/4 omwenteling (1 omwenteling = zelfde instelling)
Laat de patiënt op een stoel op de loopbrug plaatsnemen om een eerste steunweerstand te bepalen.
Daarna verfijnt u de weerstand voor het afdalen van trappen met afwisselende stappen en vervolgens voor een dalende
helling. Garandeer de veiligheid van de patiënt op elk moment door een handreling.
2.
Afstelling van de drempel voor overgang naar de slingerfase (Schroef S)
De HYTREK-knie wordt geleverd met een afstelling die voor de meeste gebruikers geschikt is.
De dynamische uitlijning moet een vlotte overgang naar de slingerfase en een activering van de rem garanderen. De
drempel kan aangepast worden indien de slingerfase niet begint op het moment dat de tenen van de grond gaan of indien
er geen weerstand is wanneer er op de hiel wordt gesteund.
Schroef telkens per kwartslag vast tot de blokkering verdwijnt op het moment dat de tenen van de grond gaan.
Schroef telkens per kwartslag los om de activering van de rem te bevorderen. Verfijn daarna per 1/12 van een omwenteling.
Instelbereik = -1 omwenteling / +2 omwentelingen
Maak schroef S niet volledig los om het mechanisme niet te beschadigen. In geval van twijfel: stel terug af op zulke manier
dat de schroef zo vlak mogelijk staat.
Het risico op vallen is reëel als deze afstelling niet goed uitgevoerd is.
3.
Afstelling van de slingerflexie (schroef F)
Schroef telkens met 1/12 van een omwenteling vast om de slingerflexie te begrenzen, vooral voor hoge stapsnelheden.
Schroef losser voor het tegenovergestelde effect.
Stel daarna nog meer bij indien nodig.
Instelbereik: 3/4 slag (1 omwenteling = zelfde instelling)
4.
Afstelling voor de demping van de eindimpact (Schroef E)
Schroef telkens per kwartslag vast om de demping van de eindimpact (einde van extensie) te vergroten.
Schroef losser voor het tegenovergestelde effect en stel daarna nog meer bij indien nodig.
Instelbereik: ± 1 omwenteling
Zorg er tijdens het aanpassen van deze instellingen voor dat de knie bij een trage loopsnelheid terugkeert naar een volledige extensie
om elk risico op vallen van de patiënt te voorkomen.
GEBRUIKERSHANDLEIDING
de
eerste
afstellingen
uitvoert
op
de
Pagina 4 van 6
Fabrieksinstellingen
van de knie
E wordt tot
maximaal min 2
omwentelingen
vastgeschroefd.
Het
vastschroeven
vergroot het effect
van de afstelling