Onderhoud aan het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
Brandbare materialen, zoals bladeren, gras, snoeihout enz. kunnen vlam vatten.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
•
Verwijder vuil van de demper en de motor.
Overeenkomstig de California Public Resource Code Sectie 4442 is het verboden de
motor te gebruiken in de buurt van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het
uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in Sectie 4442,
die in goede staat wordt gehouden. Andere staten of federale rechtsgebieden hebben
mogelijk vergelijkbare wetten; raadpleeg Federaal Voorschrift 36 CFR Deel 261.52.
Neem contact op met de fabrikant, verkoper of dealer om een vonkenvanger te
verkrijgen die geschikt is voor het op deze motor gemonteerde uitlaatsysteem.
Verwijder vuil uit de gebieden rondom de demper en cilinder. Inspecteer de uitlaat op
barsten, corrosie of andere beschadiging. Verwijder de deflector of vonkenvanger, als
de machine hiermee is uitgerust en inspecteer deze op beschadiging of koolverstopping.
Als u beschadigingen aantreft, installeer dan vervangingsonderdelen voordat u de
machine weer gebruikt.
WAARSCHUWING
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan, en op dezelfde positie worden
geïnstalleerd als, de originele onderdelen. Andere onderdelen kunnen schade of letsel
tot gevolg hebben.
Motorolie verversen
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
•
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis aan de bovenkant, dan moet de
brandstoftank leeg zijn. Als deze niet leeg is, kan er brandstoflekkage optreden
die brand of een explosie kan veroorzaken.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op correcte wijze worden
afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer- of
recyclingbedrijven.
Olie verwijderen
1.
Maak bij een uitgeschakelde, maar warme motor de bougiekabel(s) (D, afbeelding
13) los en houd deze uit de buurt van de bougies (E).
2.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 14).
Olieaftappluggen, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de olieaftapplug (F, afbeelding 15). Laat de olie in een goedgekeurde bak
stromen.
OPMERKING: De olieaftappluggen (G, afbeelding 15) kunnen in de motor zijn
geïnstalleerd.
2.
Plaats nadat de olie is afgetapt de olieaftapplug (F, afbeelding 15) en zet deze vast.
Snelle olie-aflaat, indien geïnstalleerd
1.
Koppel de slang van de snelle olie-aflaat af (H, afbeelding 16) van de zijkant van de
motor.
2.
Draai de dop (I, afbeelding 16) van de olieafvoerslang los en verwijder hem. Laat de
olieafvoerslang (H) langzaam zakken in een goedgekeurde bak (J).
3.
Wanneer de olie is afgetapt, brengt u de olie-snelaftapplug (I, afbeelding 16) aan.
Bevestig de olieaftapslang (H) aan de zijkant van motor.
Olie bijvullen
•
Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
•
Verwijder al het vuil rondom het olievulgebied.
•
Raadpleeg hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 17). Gebruik een schone doek om olie van de
peilstok te verwijderen.
72
2.
Giet de olie langzaam in de vulopening voor motorolie (C, afbeelding 17). Voeg
niet te veel olie toe in de olievulbuis. Wacht 1 minuut en controleer het oliepeil
opnieuw.
OPMERKING: Geen olie toevoegen aan de snelle olie-aflaat, indien aanwezig.
3.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 17).
4.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het correcte oliepeil is bovenaan bij de
indicator voor vol (B, afbeelding 17) op de peilstok.
5.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 17).
Sluit de bougiekabel(s) aan op de bougie(s). Zie het gedeelte Olie verwijderen.
6.
Vervangen van het oliefilter
Tap de olie af. Raadpleeg het hoofdstuk Olie verwijderen.
1.
2.
Verwijder het oliefilter (H, afbeelding 18) en voer het op correcte wijze af.
3.
Smeer de oliefilterpakking lichtjes met schone olie in voordat u het nieuwe oliefilter
plaatst.
4.
Installeer het oliefilter met de hand totdat de pakking contact maakt met de
oliefilteradapter en draai het oliefilter dan een 1/2 of 3/4 slag vast.
5.
Vul olie bij. Raadpleeg het hoofdstuk Olie bijvullen.
6.
Starten en bedienen van de motor. Controleer op olielekkages wanneer de motor
warm is.
7.
Stop de motor. Zorg ervoor dat het oliepeil bovenaan bij de indicator voor vol staat
op de peilstok. Raadpleeg het hoofdstuk Olie bijvullen.
Onderhoud aan het luchtfilter
WAARSCHUWING
Brandstof dampen zijn ontbrandbaar en explosief. Brand of explosies kunnen
brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
•
De motor niet starten en gebruiken als de luchtreiniger (indien aanwezig) of het
luchtfilter (indien aanwezig) is verwijderd.
OPGEPAST
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan beschadiging aan het
filter tot gevolg hebben en oplosmiddelen lossen het filter op.
Zie het Onderhoudsschema voor het benodigde onderhoud.
Verschillende modellen gebruiken een schuim of een papieren filter. Sommige modellen
kunnen ook uitgerust zijn met een optioneel voorfilter dat kan worden uitgewassen en
opnieuw gebruikt. Vergelijk de illustraties in deze handleiding met het type dat op uw
motor is gemonteerd en voer onderhoud op basis daarvan uit.
Cycloon-luchtfilter met veiligheidsfilter
1.
Open de bevestiging(en) (A, afbeelding 19) en verwijder het deksel (B).
2.
Verwijder het luchtfilter (C, afbeelding 19).
3.
Om het vuil los te maken tikt u het luchtfilter voorzichtig op een hard oppervlak. Als
het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
4.
Om het veiligheidsfilter te verwijderen (D, afbeelding 19), indien geïnstalleerd, trekt
u het voorzichtig van het luchtfilterhuis (E). Zorg ervoor dat er geen stof of vuil in de
motor komt.
5.
Installeer het nieuwe veiligheidsfilter (D, afbeelding 19) in het luchtfilterhuis (E).
6.
Installeer het luchtfilter (C, afbeelding 19) boven het veiligheidsfilter (D).
7.
Plaats het deksel (B, afbeelding 19) en sluit de bevestiging(en) (A).
Laag profiel luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (A, afbeelding 20) los.
2.
Verwijder het luchtfilterdeksel (B, afbeelding 20).
3.
Om het filter te verwijderen, (C, afbeelding 20), tilt u het einde van het filter op.
4.
Om het vuil los te maken tikt u het filter voorzichtig op een hard oppervlak. Als het
filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
5.
Verwijder het voorfilter (D, afbeelding 20), indien hiermee uitgerust, uit het filter (C).
6.
Was het voorfilter (D, afbeelding 20), indien hiermee uitgerust, in water met een
vloeibaar reinigingsmiddel. Laat het voorfilter volledig aan de lucht drogen. Smeer
het voorfilter NIET.
7.
Monteer het droge voorfilter (D, afbeelding 20), indien hiermee uitgerust, op het
filter (C).
8.
Plaats het filter (C, afbeelding 20) en het voorfilter (D), indien hiermee uitgerust, in
de filterhouder (E) en druk het naar beneden totdat het filter op zijn plaats klikt.
9.
Plaats het luchtfilterdeksel (B, afbeelding 20) en zet het vast met de bevestiging(en)
(A). Zorg dat de bevestiging(en) goed vast zit(ten).
vanguardpower.com