nl
Signaaltype analoge ingang (AI3)
Voor temperatuursensor
PT1000
0 – 10 V
2 – 10 V
0 – 20 mA
4 – 20 mA
Fig. 84: Signaaltype
Min-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 85: Min-signaal/waarde-toewijzing actu-
ele waardegever
Max-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 86: Max-signaal/waarde-toewijzing ac-
tuele waardegever
440
Na selectie van een actuele waardegever, het „Signaaltype" selecteren:
Stel de analoge ingang in op
Bij selectie van het signaaltype „PT1000" zijn alle instellingen voor de sensoringang afgeslo-
het
signaaltype 0 ... 20 mA.
ten, alle anderen signaaltypen vereisen verdere instellingen.
Voor de overdracht van analoge signaalwaarden naar actuele waarden wordt de overdrachts-
drempel gedefinieerd. Hiertoe wordt het minimale en maximale steunpunt van de karakteris-
tiek aangegeven en de daarbij behorende actuele waarden aangevuld (MIN-signaal/waarde-
toewijzing en MAX-signaal/waarde-toewijzing).
De waarde voor het min-signaal beschrijft de onderste signaalwaarde van de overdrachtshel-
ling bij de bijbehorende waarde 0%. Dat komt in dit voorbeeld overeen met 0,0 mA voor
-10 °C.
Minimaal punt van de
actuele waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
Met invoer van het minimum- en maximale karakteristieksteunpunt is de invoer afgesloten.
De waarde voor het max-signaal beschrijft de bovenste signaalwaarde van de overdrachts-
helling bij de bijbehorende waarde 100%. Dat komt in dit voorbeeld overeen met 20,0 mA
voor 120 °C.
Maximaal punt van de
actuele waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
Selecteer in het menu
1.
„Externe interfaces"
2.
Selecteer „Functie analoge ingang AI1" ... „Functie analoge ingang AI4"
3.
„Temperatuurcorrectie" en stel de correctiewaarde (offset) in.
Selecteer in het menu
1.
„Externe interfaces"
2.
Selecteer „Functie analoge ingang AI1" ... „Functie analoge ingang AI4"
3.
„Sensorpositie selecteren".
Er kan worden gekozen uit de volgende posities:
•
Analoge ingang 1
•
Analoge ingang 2
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Stratos GIGA2.0-I, Wilo-Stratos GIGA2.0-D • Ed.02/2022-07
LET OP
Als de analoge ingang is geconfigureerd op het signaaltype PT1000 voor
een temperatuursensor, dan kan bij een sensorkabellengte van meer dan
3 m een „temperatuurcorrectiewaarde" worden ingesteld om de elektri-
sche weerstand te compenseren.
LET OP
Wanneer het signaaltype PT1000 is geselecteerd, is het mogelijk om een
temperatuurcorrectiewaarde voor de gemeten temperatuur in te stellen.
Daardoor kan de elektrische weerstand van een lange sensorkabel worden
gecompenseerd.
„Instellingen"
LET OP
Optioneel en voor een beter begrip van de functie van de aangesloten
sensor kan de positie van de sensor worden aangegeven.
Deze ingestelde positie heeft geen invloed op de functie of het gebruik
van de sensor.
„Instellingen"