BEDIENINGSINRICHTING
CONTACTSLOT (G Afb.2)
De contactsleutel moet rechtsom worden gedraaid
naar de "voorverwarm" stand (nr. 2) voor het
verwarmen van de gloeibougies. Wanneer het groene
waarschuwingslampje op de weergavemodule met de
waarschuwingslampjes uitgaat, de contactsleutel
rechtsom draaien naar de "start" stand (nr. 3) om de
motor te starten. Na het starten de sleutel loslaten
waarbij deze automatisch terugspringt naar de "aan"
stand (nr. 1) voor normaal draaien.
VOETSCHAKELAAR AANDRIJVING
MAAICILINDER (NIET USA) (A Afb.3)
De voetschakelaar voor aandrijving van de
maaicilinder start de maaicilinders nadat de
tuimelschakelaar op het bedieningspaneel is gebruikt,
of wanneer de maaicilinder is gestopt door deze uit de
bedrijfsstand op te heffen.
VOETPEDAAL TRACTIEREGELING (afb.4)
Het voetpedaal voor de tractieregeling (A) heeft een
neutraalstandschakelaar (B) in het midden van het
pedaal. Om de machine naar voren te bewegen moet
de neutraalstandschakelaar worden ingedrukt, terwijl
het pedaal naar voren scharniert. Voor het naar
achteren bewegen, de onderkant van het pedaal
indrukken. Wanneer het pedaal wordt losgelaten keert
deze terug naar de neutraalstand en wordt deze stand
vergrendeld. De motor kan niet worden gestart
wanneer de voet op de neutraalstandschakelaar rust.
HEFBEDIENINGSHENDEL (A afb.5)
De hendel zorgt voor het opheffen en laten zakken
van de maaieenheden. Voor het opheffen van de
hefarmen de hendel naar boven bewegen. Voor het
laten zakken van de hefarmen de hendel naar
beneden bewegen. Wanneer de hendel na bedrijf
wordt losgelaten keert deze terug naar de
neutraalstand.
TEGENWICHTBEDIENING VAN DE EENHEID (B
afb. 5)
De druk op de grond van de maaieenheden kan
worden gevarieerd tussen vooringestelde limieten en
wordt bediend met het handwiel aan de rechterzijde
van de bestuurdersstoel naast de
hefbedieningshendel. Het handwiel wordt rechtsom
gedraaid om het gewicht van de maaieenheid op de
grond te verminderen en de klimprestatie te
verbeteren.
Het handwiel wordt linksom gedraaid om het gewicht
op de grond van de maaieenheid te vergroten,
waardoor het "opspringen" van de maaieenheid bij het
werken op hoge snelheid op een ongelijkmatige
bodem wordt verminderd. De normale stand voor deze
bediening is halverwege tussen de minimum en
maximum instelling.
NL
COMMANDES
DEMARREUR (Fig. 2 "G")
Il faut tourner la clé de démarrage dans le sens des
aiguilles d'une montre, sur la position de
"préchauffage" (No. 2) pour faire chauffer les bougies.
Quand l'avertisseur vert s'éteint sur le module
d'affichage des avertisseurs, faire tourner la clé de
démarrage dans le sens des aiguilles d'une montre sur
la position de "Démarrage" (No. 3) pour mettre le
moteur en route. Dès la mise en route, relâcher la clé
et la laisser retourner automatiquement sur la position
de "Marche" (No. 1) pour permettre au moteur de
tourner normalement.
PEDALE DU CYLINDRE DE COUPE (SAUF LES
ETATS-UNIS) (Fig. 3 "A")
A partir du tableau de bord, le commutateur à bascule
de la pédale du cylindre de coupe fait tourner le
cylindre. Il le fait tourner également lorsque le cylindre
est arrêté et levé.
PEDALE DE COMMANDE DE TRACTION (Fig. 4)
La pédale de commande de traction (A) est munie
d'un dispositif de desserrage neutre (B) se trouvant au
centre de la pédale. Pour faire avancer la machine, il
faut appuyer sur le dispositif alors que la pédale pivote
vers l'avant. Pour la faire reculer, relâcher la surface
arrière de la pédale. Dès que la pédale est relâchée,
elle retourne au point mort et se serre. Lorsque le pied
repose contre le levier de serrage neutre, il est
impossible de faire démarrer le moteur.
LEVIER DE COMMANDE DE LEVAGE/BAISSAGE
(Fig. 5 "A")
Le levier sert à lever ou à baisser l'ensemble des bras
de levage des unités de coupe. Déplacer le levier vers
le haut pour lever les bras et vers le bas pour les
baisser. Dès le travail terminé, relâcher le levier qui
retournera au point mort.
COMMANDE DE CONTREBALANCE (Fig. 5 "B")
La pression au sol des unités de coupe sera fonction
des préréglages. Un volant, situé du côté droit du
siège de l'opérateur, à proximité du levier de levage/
baissage permet de la contrôler. Il faut faire tourner le
volant dans le sens des aiguilles d'une montre pour
diminuer le poids au sol des unités de coupe et
améliorer leur performance pour les montées de
pentes.
Il faut faire tourner le volant dans le sens contraire des
aiguilles d'une montre pour augmenter le poids au sol
et ce réglage réduira l'effet de "rebondissement" des
unités de coupe pour du travail rapide sur un sol
dénivelé. La position normale de cette commande se
situe à mi-chemin entre les réglages "minimum" et
"maximum".
F
GB-F-NL-17