6.3.2
Installatievoorbeelden
Hydraulische installatie
Bij middelen, die neigen tot sedimentatie, moet de bodemzuigklep resp.
voetklep van de zuigleiding of de zuiglans boven de te verwachten sliblaag zijn
gemonteerd.
Begripsbepaling: Leegheffen
Van leegheffen spreekt men altijd dan als de maximale vloeistofspiegel (in dit
geval het wegneemreservoir) hoger ligt dan het laagste punt van de
doseerleiding. Daarbij loopt zonder pompvermogen alleen door de
zogenaamde 'hydrostatische drukcompensatie' de vloeistof uit de
doseerleiding.
Installatievoorbeeld 1
VOORZICHTIG!
Noch de overstortleiding, noch de ontluchtingsleiding mag in de zuigleiding van
de doseerpomp worden teruggevoerd!
Installatievoorbeeld 2
Montage, installatie, ombouw en upgrade
De plaatsing van de doseerpomp moet bij voorkeur op resp. boven het
doseerreservoir plaatsvinden (pos. A).
Tussen de tegendruk op de injectieplaats en de beschikbare druk op de
doseerpomp (pos. B) moet een positief drukverschil van minstens
0,1 MPa (1 bar) heersen. Is dit niet het geval, dan moet een
drukbehoudklep (pos. 2) in de doseerleiding worden ingebouwd.
Bovendien moet voor het vermijden van niet toegestane hoge drukken in de
doseerleiding een overeenkomstige veiligheidsoverstortklep (pos. 3) zijn
geïnstalleerd.
De overstortleiding van deze klep moet drukloos in het reservoir worden
toegevoerd.
Op de injectieplaats (pos. C), moet in principe een veerbelaste injectie- of
doseerklep (pos. 1) ingebouwd zijn, ook bij dosering in drukvrije systemen.
Voor het eenvoudig ontluchten van de doseerpomp moet de
ontluchtingsaansluiting via een aparte leiding in het doseermiddelreservoir
(pos. D) worden teruggevoerd.
1 Injectieklep / doseerklep
2 Drukbehoudklep
3 Overstortklep
Bij uitgassende middelen of bij producten met een viscositeit > 100 mPas is
de toevoerwerking aanbevolen.
Hierbij moet er echter op worden gelet dat de injectieplaats (pos. 1), boven
het afnamereservoir geplaatst is en/of een overeenkomstige
drukbehoudklep (pos. 2) ingebouwd wordt.
Door deze maatregelen wordt het leegheffen van het afnamereservoir
vermeden.
35
417102264 Rev. 5-01.2019