Inbouwhandleiding
Inbouw en reparatie van het toestel mag enkel door de
vakman worden uitgevoerd. Vóór begin van de werkzaam-
heden de inbouwinstrukties zorgvuldig lezen en opvolgen!
Afb. A toont de minimum inbouwafmetingen voor
standaardinbouw.
Afb. B toont het zij-aanzicht met de elektrische aansluitingen.
Afb. C toont de standaardinbouw van de Truma
Saphir comfort IR.
Toepassingsgebied
Dit toestel werd voor de inbouw in de binnenruimte van
woonwagens en caravans geconstrueerd. Andere toepassin-
gen zijn enkel na ruggespraak met Truma mogelijk.
Toelating
De airconditioning Truma Saphir comfort IR voldoet aan de
fundamentele vereisten van EN 814, de veiligheidstechnische
en milieurelevante eisen van EN 378.
Conformiteitsverklaring
Het apparaat voldoet aan de vereisten van de volgende
EG-richtlijnen:
–
EMV-richtlijn 2004/108/EG
–
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
–
Radio-ontstoring in motorvoertuigen 2004/104/EG,
2005/83/EG, 2006/28/EG
Typegoedkeuringsnummer e1 03 4392
–
Drukapparatenrichtlijn 97/23/EG
–
Richtlijn voor oude voertuigen 2000/53/EG
Voorschriften
Garantie en claims i.v.m. aansprakelijkheid komen in onder-
staande gevallen te vervallen:
–
veranderingen aan het apparaat (met inbegrip van
toebehoren),
–
gebruik van andere dan originele Truma-onderdelen als ver-
vangende onderdelen of toebehoren,
–
het niet opvolgen van de montage- en gebruiksaanwijzing.
Selektie van de stelplaats
Het toestel dient principieel zo te worden ingebouwd dat het
voor servicewerkzaamheden steeds goed toegankelijk is en
gemakkelijk kan worden in- en uitgebouwd.
Om een gelijkmatige koeling van het voertuig te be-
reiken, moet het aircotoestel mogelijk centraal in een
stuwkast of dergelijke zo worden gemonteerd, dat de lucht-
verdelingsbuizen op verborgen plek, naar boven kunnen
worden verlegd.
Het aircotoestel wordt op de bodem gemonteerd. De ruimte-
lucht die gekoeld dient te worden, wordt via een extra lucht-
rooster in de stuwkastwand (1 – toebehoren, art.-nr. 40040-
29200) of via andere openingen met een totale vlakte van min.
300 cm² van het toestel direkt aangezogen.
De circulerende lucht wordt tijdens de werking van het
apparaat gereinigd en gedroogd. Daarom moet bij mon-
tage in de buitenste stuwruimten (bijv. dubbele bodem) door
passende maatregelen worden gegarandeerd dat de te koelen
lucht uit het interieur van het voertuig wordt gezogen. De aan-
zuiging van buitenlucht kan de werking van de airconditioning
uitermate nadelig beïnvloeden.
Het toestel indien mogelijk zodanig plaatsen dat het voertuig-
chassis tussen de luchtinlaat (LE) en luchtuitlaat (LA) ligt.
34
Het inbouwsjabloon in de voor de inbouw bestemde opberg-
kast leggen en de ruimte voor de vloeropeningen controleren.
De airconditioner moet aan de zijkant een minimumafstand
van 20 mm en aan de achterkant 30 mm tot wanden resp.
meubeldelen hebben, om geluidsoverdracht tijdens werking
te vermijden. Aan de voorkant bedraagt de minimumafstand
200 mm, om het wisselen van de pluis-/deeltjesfilter mogelijk
te maken.
De openingen in de voertuigvloer moeten vrij toegan-
kelijk zijn en mogen niet door erachter liggende chas-
sisdelen en dergelijke worden bedekt! Deze mogen niet in het
spatbereik van de wielen liggen, evt. spatlappen aanbrengen.
Inbouw van de airconditioner bij
voldoende ruimte
Voorbereiding
Afb. B
Inbouwmateriaal en afstandsbediening uit de opbergvakken
(a en b) van het toestel nemen.
1. Afb. C
Het inbouwsjabloon in de opbergruimte leggen en vastzetten.
De bevestigingsgaten voor de 2 montagehoekijzers (2) voor en
achter (been moet naar buiten wijzen!) aftekenen.
2. De vloeropening „LE" voor de toevoerlucht-aanvoer, „LA"
voor de toevoerlucht-afvoer en „KO" voor de condenswater-
afvoer markeren.
3. Voor een eenvoudiger uitlijnen van het toestel de langsvlak-
ken van de airconditioner markeren.
4. Het sjabloon wegnemen en de afgetekende vloeropeningen
uitzagen.
Vóór het boren altijd letten op erachter liggende resp.
blind gelegde kabels, gasleidingen, chassisdelen en
dergelijke!
Vervolgens de snijvlakken bij de openingen in de voertuigvloer
verzegelen met tectyl.
5. De beide montagehoekijzers (2) elk met 3 schroeven
vastschroeven.
6. Aansluitstomp (11) voor de condenswater-afvoer (KO) van
bovenaf plaatsen.
7. Airconditioner in de opbergruimte plaatsen (tussen de bei-
den montagehoekijzers) en aan de hand van de gemarkeerde
langsvlakken uitlijnen.
Let er bij de montage van het toestel absoluut op
dat de aansluitstomp (11) van de condenswater-af-
voer zich in de uitsparing op de toestelbodem bevindt.
Anders bestaat het risico, dat water in het interieur
komt! Om een correcte luchtcirculatie te waarborgen,
moeten de openingen in de toestelbodem en vloer
precies over elkaar liggen. Wordt hier niet op gelet,
dan is een correct functioneren van het toestel niet
gewaarborgd!
8. De 4 bevestigingshoekijzers aan de zijkant (3), die door de
beide spanbanden worden vastgehouden, vastschroeven met
de bijgevoegde schroeven (2 schroeven per hoekijzer).
De airconditioner moet aan alle kanten met de bijge-
voegde hoekijzers worden bevestigd, om abusievelijk
wegglijden bij krachtige bewegingen (b.v. sterk remmen) te
vermijden.
9. De aansluitstomp (11) voor de condenswater-afvoer van
onderaf rondom helemaal afdichten met carosserie-
afdichtingsmateriaal.
10. De beide bodemroosters (5) voor „LE" en „LA" van onder-
af aan de voertuigbodem bevestigen met geschikte schroeven
of klemmen (niet bij de levering inbegrepen).