2. Voor het in gebruik nemen
Vóór elke inbedrijfsstelling moeten alle wezenlijke delen van de hoge druk reiniger gecontroleerd worden zoals bv: zit
de lanskoppeling stevig vast, hogedruk slangen en elektrische bedrading controleren op beschadigingen.
Controleer, alvorens stekker in stopcontact te steken of de elektrische indicaties op het naamplaatje overeenstemmen
met de waarden op het voedingsnet ( bv: elektrische spanning,...).
Machine in bedrijf zetten. Spoel de slangen, pistool en lans minimaal 1 minuut met zuiver water.
(Pistool in de vrije ruimte richten). Controleer of van het te reinigen object gevaarlijke stoffen zoals bv. asbest en olie
kunnen losraken en het milieu kunnen vervuilen.
Overtuig uzelf van de veiligheidsvoorschriften uit voorgaand hoofdstuk.
Laat de hoofdschakelaar op stand 0- OFF (=UIT).
2.1. Water aan- en afvoeren tot stand brengen
2.1.1. Wateraanvoer tot stand brengen
De wateraanvoerleiding kan ( naar omstandigheden ) worden aangesloten op een eigen watervoorziening
(onder druk) of op een drinkwaterleidingnet met waterbak. Wanneer de machine op een drinkwaterleidingnet
wordt aangesloten, dienen de daarover bestaande voorschriften (EN 1717) te worden nageleefd.
Indien nodig in de wateraanvoerleiding een filter plaatsen.
Wateraanvoer onder druk:
Maximum slang lengte 50m (160ft), minimum slang diameter (inwendig) 12.7mm (1/2").
Controleer de waterdruk met behulp van een watermeter.
Water aanvoer bij units met HT- pompen:
Wanneer de unit een HT pomp heeft dient men een voordrukpomp te plaatsen.
2.1.2. Water afvoeren
Controleer dat alle waterafvoeren correct op de riolering zijn aangesloten.
Neem de nodige maatregelen opdat het afvalwater zuiver genoeg is om te lozen.
2.1.3. Anti-legionellabacterie maatregel
Als de machine enige tijd heeft stil gestaan, moet het water in de machine boven een afvoer afgelaten wor-
den. Stilstaand water dat tussen de 20-55°C warm is kan de legionellabacterie veroorzaken.
- Reinig daarom jaarlijks de leidingen en vaten.
- Spoel periodiek na.
- Verwijder mogelijk bezinksel
2.2. Brandstoftank vullen
De reiniger wordt geleverd met een lege brandstoftank, vul de tank voor de eerste inbedrijfsstelling met brand-
stof! Vermijd morsen van brandstof, zeker op warme machine delen.
Wanneer de brandstoftank leeg is loopt de brandstofpomp droog en raakt deze defect.
Respecteer de vulhoeveelheid van de brandstoftank.
De tank voor de benzineunit vullen met benzine.
De tank voor de dieselunit vullen met lichte brandstofolie of dieselolie (DIN 51 603).
Gebruik geen ongeschikte brandstoffen! Zie technische gegevens voor tankinhoud en soort brandstof.
Bij temperaturen onder 8°C begint de brandstof te stollen (paraffine afscheiding).
Daardoor kunnen moeilijkheden bij het starten van de dieselmotor en/of brander ontstaan.
DiBO raad aan om gedurende de koude periode (wintermaanden) een stolpunt- of vloeiverbeteraar aan de
brandstof toe te voegen. Als alternatief kan in een tankstation "winterdiesel" worden getankt.
DiBO n.v. 11