Télécharger Imprimer la page

CALEFFI 580 Série Mode D'emploi page 18

Masquer les pouces Voir aussi pour 580 Série:

Publicité

Les images ci-après illustrent les opérations nécessaires au contrôle fonctionnel du
disconnecteur avec un manomètre différentiel.
1. Contrôle du clapet anti-retour en amont
Code 5800.. : vérifier la présence de vannes d'isolement en amont et en aval du
disconnecteur. Fermer les vannes d'isolement en amont et en aval.
Code 5801../5802.. : Fermer le robinet d'isolement en amont. Installer une vanne d'arrêt à
la place du raccord rapide sur la sortie du disconnecteur et la fermer. Installer les prises de
pression en amont, intermédiaire et en aval après avoir ôté les bouchons filetés.
Pour tous les codes : brancher le manomètre différentiel sur les prises de pression
en amont et intermédiaire. Ouvrir les deux prises de pression reliées au manomètre
différentiel en laissant la prise en aval fermée. Ouvrir les vannes d'isolement en amont
et en aval. Ouvrir une dérivation en aval pour faire passer une grosse quantité de fluide
à travers le disconnecteur. vannes d'isolement. Si la valeur de Δp diminue, l'anti-retour
n'est plus étanche. Il faudra le vérifier en le démontant le disconnecteur. La valeur de Δp
peut descendre jusqu'à une valeur de sécurité (supérieure à 14 kPa) à laquelle se produit
la disconnexion. Si la valeur de pression différentielle Δp reste constante et supérieure à
14 kPa, l'anti-retour fonctionne correctement et vous pouvez passer à la phase suivante.
De onderstaande afbeeldingen tonen de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd
voor de functionele controle van de terugstroombeveiliger met behulp van een
differentiaalmanometer.
1. Controle bovnstroomse keerklep
Code 5800..: controleer of de afsluitkleppen bovenstrooms en benedenstrooms van
de terugstroombeveiliger aanwezig zijn. Sluit de bovenstroomse en benedenstroomse
afsluitkleppen.
Code 5801../5802..: Sluit de bovenstroomse afsluitklep. Plaats een afsluitklep in plaats van
de slangpilaar bij de uitgang van de terugstroombeveiliger en sluit de afsluitklep. Verwijder
de draaidoppen om toegang te krijgen tot de drukmeetpunten stroomopwaarts, in de
tussenkamer en stroomafwaarts.
Voor alle codes: sluit de differentiaalmanometer aan op de drukmeetpunten bovenstrooms
en in de tussenkamer. Open de twee drukmeetpunten die op de differentiaalmanometer zijn
aangesloten en houd het benedenstrooms drukmeetpunt gesloten. Open de bovenstroomse
en benedenstroomse afsluitkleppen. Open een benedenstrooms wateraftappunt en laat een
royale waterstroom door de klep lopen. Sluit beide afsluitkranen, eerst de bovenstroomse,
daarna de benedenstroomse, om statische condities te verkrijgen. Als de waarde Δp afneemt,
is de keerklep niet meer waterdicht en moet de keerklep worden gecontroleerd door deze
van het kleplichaam te verwijderen. De waarde Δp mag afnemen tot een veiligheidswaarde
(hoger dan 14 kPa) waarop de ontkoppeling plaatsvindt. Als de waarde van het drukverschil
Δp constant en hoger dan 14 kPa blijft, werkt de keerklep correct en kan de volgende stap
worden uitgevoerd.
2. Verifica disconnessione
Mantenere collegato il manometro differenziale alle prese di pressione di monte e intermedia.
Aprire le due prese collegate al manometro differenziale, mantenendo chiusa la presa di
valle. Aprire il rubinetto di scarico pressione di monte per far abbassare la pressione di
monte. La disconnessione deve avvenire ad un valore di Δp superiore a 14 kPa. Registrare
il valore di Δp a cui avviene la disconnessione sul rapporto di messa in servizio.
2. Checking the disconnection
Keep the differential pressure gauge connected to the upstream and intermediate pressure
test ports. Open the two test ports connected to the differential pressure gauge while
keeping the downstream pressure test port closed. Open the upstream pressure release
cock to reduce the upstream pressure. The disconnection should occur at a Δp value
greater than 14 kPa. Log the Δp value at which the device disconnects in the commissioning
report.
2. Kontrolle der Systemtrennung
Das Differenzdruckmanometer am eingangsseitigen und mittleren Messstutzen
angeschlossen lassen. Die beiden am Differenzdruckmanometer angeschlossenen
Messstutzen öffnen und den ausgangsseitigen Messstutzen geschlossen halten. Den
eingangsseitigen Druckablasshahn öffnen, um den eingangsseitigen Druck zu mindern.
Die Systemtrennung erfolgt bei einem Wert Δp über 14 kPa. Den Wert Δp, bei dem die
Trennung erfolgt, auf dem Inbetriebnahmebericht eintragen.
18

Publicité

loading