Transport en opslag
Let op: Het apparaat mag slechts op een
vlakke ondergrond gebruikt
worden omdat anders de
brandstof, olie, resp. de smering,
niet meer gewaarborgd zijn.
Bij gebruik van een accu moet deze bij een langer niet-
gebruik verwijderd worden en op een veilige en droge
plaats opgeslagen worden (bijv. in de ketelruimte).
Oplossen van storingen
De tabel geeft mogelijke fouten aan evenals een mogelijke
oorzaken en oplossingen daarvan. Indien u het probleem
toch niet kunt verhelpen, kunt u een vakman raadplegen.
Voor onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden
het apparaat uitschakelen en de netstekker uitnemen.
Gavaar van een elektrische schok.
Verschijnse
Mogelijke oorzaak
ls
De motor
7.
Brandstofkraan
start niet
gesloten.
door
8.
Geen
brandstof.
9.
Te zwak
trekken aan het
startkoord.
10. Bougieafstand
te groot.
Bougiestekker
los, nat.
11. Bougiestekker
los.
12. Te weinig olie
in de tank.
De motor
3.
Verbruiker te
loopt
klein.
onrustig
Ontstekingsinst
allatie niet in
orde.
4.
Onjuiste
brandstof.
Oplossing
7.
Overtuigt u zich dat
de brandstofkraan
en de aan/uit-
schakelaar op „ON"
(AAN) staan.
8.
Overtuigt u zich dat
in de tank voldoende
brandstof aanwezig
is.
9.
Trek krachtiger aan
het startkoord.
10. Overtuigt u zich dat
de bougie juist is
aangebracht.
11. Overtuigt u zich dat
de bougiekabel zich
op de bougie
bevindt. Reinig de
bougie en controleer
de juiste afstand van
de elektroden.
12. Olie bijvullen.
3.
Overtuigt u zich dat
de bougie juist is
aangebracht.
Overtuigt u zich dat
de bougiekabel zich
op de bougie
bevindt. Reinig de
bougie en
controleer de juiste
afstand van de
elektroden.
4.
Overtuigt u zich dat
de juiste brandstof
werd gebruikt.
De
1.
Kortsluiting.
generator
2.
Kabel defect.
wekt geen
3.
Kabel los.
stroom op
Veiligheidsinstructies voor inspectie en onderhoud
Enkel een regelmatig onderhouden en een goed
verzorgde machine kan een tot tevredenheid werkend
hulpmiddel zijn. Onderhouds- en verzorgingsfouten
kunnen tot onvoorziene ongevallen en letsels leiden.
Inspectie en onderhoud
Voor een perfecte functie en lange levensduur van het
apparaat is regelmatig schoonhouden en onderhoud van groot
belang.
Rook niet tijdens de hierna
aangegeven werkzaamheden.
Werk nooit in de buurt van
vonken, vlammen of open vuur.
Regelmatig uit te voeren onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden
Luchtfilter
Het luchtfilter moet na elke 50 bedrijfsuren gereinigd
worden.
Maak de 2 zeskantschroeven los.
Verwijder het deksel.
Verwijder het luchtfilter.
Reinig het filter met spiritus of ethanol.
Op het luchtfilter een gering aantal oliedruppels
aanbrengen en het filter samendrukken.
Filterinzet weer terugplaatsen en dan de behuizing
plaatsen.
Brandstoffilter
Verwijder het deksel van de olievulopening.
Neem het brandstoffilter van de olievulopening.
Reinig het filter met spiritus of ethanol.
Droog het filter met een zachte doek.
Plaats het filter terug in de olievulopening.
Plaats het deksel terug op de olievulopening.
Onderdelen onderstel zie afb. 5
Verwijder de bougiekabel van de bougie (14).
Verwijder de bougie met een bougiesleutel.
Reinig de elektroden met een staalborstel.
Controleer de afstand van de elektroden (juiste
waarde: 0,7 tot 0,8 mm) en stel deze eventueel bij.
Plaats de bougie weer terug.
Olieverversing
Motor warm laten lopen.
Olievuldop los schroeven.
5.
Indien het
indicatielampje niet
aan is, betekent dit
dat er een fout is
die u zelf niet kunt
verhelpen. Indien
het
indicatielampje
aan is:
6.
Druk de
overlastbeveiliging
voor de gebruikte
uitgang.
7.
Controleer de
bedrading.
8.
Controleer of een
kortsluiting of een
overbelasting
aanwezig is.
39