3. Het flitsapparaat moet op A of M worden ingesteld. Bij M
moet de gedeelde flitsstand door berekening van het richtge-
tal worden bepaald en handmatig op het flitsapparaat wor-
den ingesteld. Bij A moeten de diafragma-instellingen op ca-
mera en flitsapparaat overeenkomen.
• Voor indirect flitsen (gedraaide of gebogen flitsreflector) moet
het flitsapparaat op het programma A worden ingesteld.
• Gebruik geen afdekking voor de flitsschoen omdat anders de in-
terne flits mechanisch wordt uitgeschakeld.
De volgende gegevens hebben betrekking op het gebruik van het
ingebouwde flitsapparaat.
Flitsbelichtingen stuurt de camera meestal door regeling van de
lichtopbrengst in verhouding tot het automatisch of handmatig in-
gestelde diafragma en de automatisch of handmatig ingestelde af-
stand.
Ook bij handmatige flitsinschakeling (programma's nr. 6–10) en te-
genlichtsituaties, d.w.z. bij nog voldoende omgevingslicht, garan-
deert de automatische invul-flitsregeling van de LEICA CM een
evenwichtige verhouding van omgevings- en flitslicht door een aan-
gepaste dosering van de hoeveelheid flitslicht.
Belangrijk: Controleer bij alle programma's met gebruik van flits
of het hoofdmotief zich binnen de reikwijdte van de flitser bevindt.
Het flitsbereik
Het praktische flitsbereik is afhankelijk van het ingestelde diafrag-
ma en de filmgevoeligheid. Voor goede resultaten is het belangrijk
dat het hoofdmotief zich binnen het flitsbereik bevindt. Zie hier-
voor de volgende tabel.
Filmgevoeligheid
in ISO
25/15°
50/18°
100/21°
200/24°
400/27°
800/30°
1600/33°
3200/36°
5000/38°
Opmerkingen:
• De waarden voor de afstanden in de tabel hebben betrekking op
diamateriaal. Als negatieffilm (voor afdrukken) met een grotere
speelruimte voor onderbelichting wordt gebruikt, kan het bereik
zonder meer met een factor 1,4 worden vergroot.
• Ver uit elkaar geplaatste motieven in de diepte kunnen van voor
tot achter gelijkmatig door het flitslicht worden belicht. De ge-
gevens hebben betrekking op in het meetveld geregistreerde
motiefdelen en zijn daarom slechts richtwaarden.
• Alle waarden zijn afgerond.
91
Maximale praktische
flitsbereik
0,7 – 2,9 m
0,7 – 4,1 m
0,7 – 5,8 m
0,7 – 8,2 m
0,7 – 11,6 m
0,7 – 16,5 m
0,7 –23,3m
0,7 –33,0 m
0,7 – 41,2 m