(10) Fotograferen met handmatige flitsinschakeling, flitssynchronisatie aan het einde van de belichting
en langere sluitertijden
(alleen te kiezen via het "2. instelniveau", zie "Beschikbare programma's", pag. 89)
Het instellen/De indicaties
Bedieningsstap
1. Bij het instellen van
de functie
2. Na instellen van de
functie/bij het be-
dienen van de ont-
spanner (minstens
tot het drukpunt)
3. Tijdens de opname
(alleen bij automati-
sche omschakeling
op langdurige opna-
men)
4. Na de opname
Opmerking: Bij weinig licht, d.w.z. langere sluitertijden dan
statief gebruiken. De camerapositie mag ook na het flitsen pas worden gewijzigd als de film is getransporteerd.
q
n S
In het dataveld
q
,
en
n
S
knipperend
q
,
en
; tevens
n
S
B
bij automatisch ge-
stuurde langdurige op-
namen
q
,
,
en
B
;
n
S
gelijktijdig schakelt het
telwerk om naar indi-
catie van de verlopen
belichtingstijd
q
,
en
n
S
In de zoeker
–
Zoals bij het standaardprogramma (nr. 1) bij automatische omschakeling op
langdurige opnamen verschijnen 2 s afwisselend
diafragmaopening), resp. het ingestelde diafragma (bij A) en
van de belichtingstijden >30 s)
Indicatie van de scherptestatus en
Zoals bij het standaardprogramma (nr. 1)
1
/
s, moet de camera rustig worden vastgehouden – ondersteunen of een
60
100
(bij P, voor de grootste
(in plaats