4. Bediening
4.1 Maximaalstroomschakelaar
De in de pomp ingebouwde maximaalstroomschakelaar
schakelt de pomp bij overbelasting af. Na afkoeling
moet voor het starten van de motor opnieuw de aan-
/uitschakelaar worden bediend (zie fig. 3 + 4).
4.2 Netuitval- en onderspanningsbeveiliging
(alleen bij MA II)
Na een onderbreking van de netspanning
(uittrekken van de stekker, uitvallen van de
netspanning) blijft de aan-/uitschakelaar op "I"
staan. Voor de hernieuwde inbedrijfname moet
de schakelaar daarom in de uitschakelstand "0"
worden gebracht!
De motoren van het type MA II zijn naar keuze met een
ingebouwde onderspanningsbeveiliging verkrijgbaar.
Uitvoeringen met nulspanningsbeveiliging schakelen na
een spanningsonderbreking (de stekker eruit trekken
en vervolgens weer terug plaatsen) niet vanzelf aan. De
motor dient na terugkeer van de voedingsspanning weer
opnieuw ingeschakeld te worden.
Bij grote spanningsschommelingen kan de onder-
spanningsbeveiliging het aanschakelen van de motor
verhinderen.
Motoren van het type MI 4 zijn niet van een onder-
spanningsbeveiliging voorzien.
4.3 Elektronische toerentalregelaar (alleen bij
MI 4-230 E, MI 4-120 E en MI 4-100 E)
Bij motoren van het type MI 4 is een elektronische
toerenregelaar geïntegreerd. Hiermee kan de vloeistof-
stroom gereduceerd worden. De draaiknop voor
de elektronische toerentalregelaar bevindt zich in de
nabijheid van de aan-/uitschakelaar. Een schaalverdeling
toont de draairichting voor hoog resp. laag toerental. De
opbrengst bij het laagste toerental is afhankelijk van de
netspanning. Deze ligt bij vrije uitstroming op ca. 40 %
van de maximale opbrengst, soms lager (zie fig. 5).
Laat de motor niet stoppen met behulp van de
toerenregelaar bij gebruik met 60 Hz frequentie.
Ongecontroleerde opstart is dan mogelijk.
5. Onderhoud/reiniging
5.1 Koolborstels
Enkelfase-seriegewikkelde-motoren bezitten een collector
met twee koolborstels. Koolborstels zijn onderhevig aan
slijtage. Opdat de motor ten gevolge van volledig verbruik
van de koolborstels niet uitvalt, moeten deze na ongeveer
500 bedrijfsuren door een geautoriseerde werkplaats of
door de fabrikant worden gecontroleerd.
5.2 Het uitwisselen van de netkabel
Indien de netkabel beschadigd of versleten is, kan deze
door een elektromonteur worden uitgewisseld (zie
fig. 6 + 7).
Voor het repareren van de motor moet de
netstekker eruit worden getrokken.
MA II:
Er moet minstens een kabelkwaliteit H05 RN-F worden
toegepast.
MI 4:
Er moet minstens een kabelkwaliteit H05 RN-F
worden toegepast. Wanneer de motorkap weer wordt
gemonteerd, moet de aan-/uitschakelaar in de stand „I"
staan, aangezien de motorbeveiligingsschakelaar anders
uit zijn positie springt en wordt beschadigd.
6. Reparatie
Reparaties dienen slechts door de fabrikant of
geautoriseerde werkplaatsen uitgevoerd te worden.
Alleen Lutz-onderdelen gebruiken.
NL
5