touw trekken om de overtollige brandstof te ver-
wijderen; vervolgens de elektrodes van de bou-
gie afdrogen en de bougie weer monteren op
de motor.
3.1.2 Start bij warme motor
Voor de start bij warme motor (onmiddellijk na de
uitschakeling van de motor), volg de punten 1 - 5
- 6 - 7 van de vorige werkwijze.
3.2 AFSTELLING VAN DE SNELHEID
VAN DE SNIJ-INRICHTING (Afb. 7)
De snelheid van de snij-inrichting wordt gere-
geld met de versnellingsknop (2) op de achter-
ste handgreep (6) of de rechterhandgreep (6a)
van de handgreep.
De versnelling kan alleen ingeschakeld worden
wanneer gelijktijdig op de vergrendeling (3) ge-
duwd wordt.
De beweging wordt van de motor overgedragen
op aandrijfas, door middel van een koppeling
met centrifugaalgewichten die de beweging van
de as verhindert wanneer de motor op het mini-
maal toerental draait.
LET OP!
De snij-inrichting mag niet be-
wegen met de motor op het minimumtoeren-
tal. Als de snij-inrichting beweegt met de mo-
tor op zijn minimumtoerental, neem dan con-
tact op met uw verkoper om de motor goed
af te stellen.
De correcte werksnelheid wordt bekomen met
de versnellingshendel (2) tegen de eindaanslag.
BELANGRIJK Gedurende de eerste 6-8 werk-
uren van de machine, wordt vermeden de hoog-
ste toerentallen te gebruiken.
3.3 STOP VAN DE MACHINE (Afb. 7)
Om de machine te stoppen, dient men:
– L aat de versnellingsknop los (2) en laat de
motor enkele seconden draaien op het laag-
ste toerental.
– B reng de schakelaar (1) in de stand «O».
LET OP!
Nadat de versnelling in de mi-
nimumstand gezet werd, moet enkele secon-
den gewacht worden vooraleer de snij-inrich-
ting tot stilstand komt.
4. WERKWIJZEN EN WERKTECHNIEKEN
Uit respect voor de anderen en het milieu:
– W ees geen storend element.
– V olg nauwkeurig de lokale normen op voor de
afdanking van het snijafval.
– V olg nauwkeurig de lokale normen op voor de
afdanking van olie, benzine, beschadigde on-
derdelen of om het even welk element dat niet
milieuvriendelijk is.
LET OP!
Draag tijdens het werk gepaste
kledij. Uw Verkoper zal u alle nodige infor-
matie geven over de meest geschikte veilig-
heidskledij, met het oog op een veilig gebruik
van de machine.
4.1 GEBRUIK VAN HET DRAAGSTEL
(Afb. 9)
LET OP!
De machine moet altijd gebruik
worden met een correct aangebracht draag-
stel. Controleer regelmatig de doeltreffend-
heid van de snelle ontkoppeling, om bij ge-
vaar de riemen snel van de machine te kun-
nen halen.
Het draagstel moet aangedaan worden vooral-
eer de machine vast te haken en de riemen moe-
ten geregeld worden volgens de lichaamsbouw
van de gebruiker.
Gebruik steeds een draagstel dat geschikt is
voor het gewicht van de machine:
– b ij machines met een gewicht van minder dan
7,5 kg, kan men de modellen met enkele of
dubbele riem gebruiken;
– v oor de machines die meer dan 7,5 kg wegen,
wordt alleen het model met dubbele riem ge-
bruikt.
4.1.1 Modellen met enkele riem
De riem (1) komt over de linkerschouder, naar de
rechterflank toe.
4.1.2 Modellen met dubbele riem
De riem (2) wordt gedragen met:
– d e steun en de bevestigingshaak van de ma-
chine rechts (2.1);
– d e loskoppeling vooraan (2.2);
– d e kruising van de riemen op de rug van de
gebruiker (2.3);
– d e gesp correct vastgemaakt links (2.4).
De riemen moeten gespannen worden, om de
last gelijk te spreiden over beide schouders.
4.2 GEBRUIKSWIJZEN VAN DE MACHINE
10