De aanwijzingen voor een correcte vijling vindt
u in Afb. 19:
A = Verkeerd slijpen
B = Slijplimieten
C = Verkeerde en ongelijke hoeken
BELANGRIJK Het is belangrijk dat na het vijlen
een correct evenwicht bewaard blijft. Om veilig-
heidsredenen, raadt men aan het slijpen en uitba-
lanceren door een gespecialiseerd Centrum te la-
ten uitvoeren, die over de geschikte bevoegdheid
en werktuigen beschikt om deze handeling uit te
voeren, zonder risico het mes te beschadigen en
het gebruik ervan onveilig te maken.
De messen met 3 punten kunnen aan weerszij-
den gebruikt worden. Wanneer een zijde van de
punten versleten is, kan het mes omgedraaid
worden om de andere zijde te gebruiken.
LET OP!
Het mes dient nooit gerepareerd
te worden, maar moet vervangen worden zo-
dra eerste sporen van breuk vastgesteld wor-
den of de vijllimiet overschreden is.
5.8.2 Vervanging van het mes met 3 punten
Op deze machine is het gebruik voorzien van
messen met de code die aangegeven is in tabel
a op pagina vi.
Gezien de ontwikkeling van het product, kunnen
de boven vermelde messen in de loop van de tijd
vervangen worden door andere, met soortgelijke
eigenschappen voor wat betreft verwisselbaar-
heid en functionele veiligheid.
5.9 VERVANGING VAN DE DRAAD
VAN DE KOP (Afb. 19)
– Volg de volgorde die aangegeven is op de af-
beelding.
5.10 SLIJPEN VAN DE DRAADSNIJDER
(Afb. 20)
– H aal de draadsnijder (1) uit de bescherming
(2), door de schroeven (3) los te draaien.
– Z et de draadsnijder vast in een bankschroef
en vijl met behulp van een platte vijl. Zorg er-
voor dat de originele snijhoek behouden blijft.
– H ermonteer het mes op de bescherming.
5.11 LANGDURIGE STILSTAND
BELANGRIJK Indien men van plan is de machi-
ne langer dan 2 – 3 maanden niet te gebruiken,
moeten een aantal voorzorgsmaatregelen getrof-
fen worden om problemen te vermijden bij het
hervatten van het werk of om permanente schade
aan de motor te voorkomen.
Alvorens de machine op te bergen:
– L edig de brandstoftank.
– S tart de motor en laat hem op het laagste toe-
rental draaien tot de stilstand, zodat alle in
het reservoir overgebleven brandstof opge-
bruikt wordt.
– L aat de motor afkoelen alvorens de machine
op te bergen.
Wanneer de machine weer gestart wordt, dient
men de machine voor te bereiden zoals aange-
geven is in het hoofdstuk "2. Vòòr het gebruik".
6. BUITENGEWOON ONDERHOUD
Deze ingrepen mogen enkel door uw Verkoper
uitgevoerd worden. Handelingen die uitgevoerd
werden in niet geschikte structuren of door on-
bekwame personen doen de garantie vervallen.
6.1 AFSTELLING VAN HET
MINIMUMTOERENTAL
LET OP!
Als de snij-inrichting beweegt
met de motor op zijn minimumtoerental,
neem dan contact op met uw verkoper om de
motor goed af te stellen.
6.2 REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek geregeld met
het oog op de beste prestaties in alle omstan-
digheden, met een minimale uitstoot van scha-
delijke gassen, overeenkomstig de geldende
normen.
In geval van schaarse prestaties, wendt u zich
tot de Verkoper voor een controle van de brand-
stoftoevoer en de motor.
7. STORINGEN
Wat te doen bij ...
Oorsprong van het
probleem
1. De motor start niet of blijft niet draaien
De startprocedure
is niet correct
De bougie is vuil of de
afstand tussen de elektro-
den is niet gepast
13
Correctieve actie
Volg de aanwijzingen
(zie hoofdstuk 3)
Controleer de bougie
(zie hoofdstuk 5)