personen of hun eigendommen kunnen overko-
men. Het valt onder de verantwoordelijkheid van
de gebruiker om de risico's, die het terrein waar
hij op moet werken met zich mee kan brengen, te
beoordelen en om alle nodige voorzorgsmaatre-
gelen te treffen met het oog op zijn eigen veilig-
heid en die van anderen, met name op hellingen,
hobbelige, gladde of instabiele terreinen.
6) Indien men de machine aan derden wil geven
of lenen, moet men zich ervan verzekeren dat de
gebruiker de gebruiksaanwijzingen in dit hand-
boek doorneemt.
7) Vooraleer de eerste keer te gaan maaien,
moet men vertrouwd raken met de meest gepas-
te maaitechnieken door het draagstel te passen,
de machine stevig vast te nemen en de hande-
lingen uit te voeren.
B) VÓÓR HET GEBRUIK
1) Tijdens het werken moet gepaste kledij gedra-
gen worden die de gebruiker niet hindert in zijn
bewegingen.
– G ebruik aanpassende beschermende kledij,
trillingdempende handschoenen, bescher-
mende bril, anti–stofmaskers, gehoorbescher-
mers en anti–snij schoenen met anti–slipzool.
– D raag geen sjaals, hemden, kettingen of an-
dere hangende of brede accessoires die in de
machine verklemd kunnen geraken.
– L ang haar wordt zorgvuldig bijeengebonden.
2) Controleer grondig de hele werkzone en ver-
wijder alles wat van door de machine weg zou
kunnen uitgestoten worden of de snij-inrichting
zou kunnen beschadigen (keien, takken, ijzer-
draad, beenderen, enz.).
3) Ga vóór het gebruik over op een algemene
controle van de machine, en in het bijzonder:
– De versnellingshendel en de veiligheidshen-
del moeten vrij kunnen bewegen, zonder ge-
forceerd te worden, en bij het loslaten moeten
ze automatisch en snel terug in de neutrale
stand komen;
– D e versnellingshendel moet geblokkeerd blij-
ven indien niet op de veiligheidshendel ge-
duwd wordt;
– D e stopschakelaar van de motor moet mak-
kelijk van de ene stand in de andere gebracht
kunnen worden;
– D e elektrische kabels en in het bijzonder de
kabel van de bougie moeten onbeschadigd
zijn om te voorkomen dat vonken ontstaan;
de kap moet correct op de bougie gemon-
teerd zijn;
– D e handgrepen en beschermingen van de
machine moeten schoon, droog, en stevig be-
vestigd zijn op de machine;
– Controleer de correcte positie van de hand-
grepen en het aanslagpunt van het draagstel,
naast een correct evenwicht van de machine.
– C ontroleer of de beschermingen geschikt zijn
voor het gebruikte instrument en of ze correct
gemonteerd zijn.
– d e snij-inrichting mag geen tekens van be-
schadiging vertonen. Controleer of de snij-
inrichting niet versleten of beschadigd is.
Vervang de beschadigde of versleten snij-in-
richting om ervoor te zorgen dat het maaidek
in balans blijft. Eventuele herstellingen moe-
ten nabij een gespecialiseerd centrum uitge-
voerd worden.
4) LET OP: GEVAAR! Benzine is bijzonder
brandbaar.
– B ewaar de brandstof in gepaste recipiënten
die geschikt zijn voor dit gebruik;
– V ul de brandstof, met een trechter, alleen bui-
ten en rook niet tijdens deze werkzaamheden
en wanneer u met de brandstof bezig bent;
– O pen de dop van het reservoir langzaam om
de interne druk geleidelijk aan af te laten;
– Giet de brandstof in het reservoir vóórdat u de
motor aanzet: als de motor aanstaat of warm
is mag u geen brandstof toevoegen of de dop
van de benzinetank afdraaien;
– A ls u benzine gemorst hebt mag u de motor
niet starten maar dient u de machine uit de
buurt van de plek waar u de benzine gemorst
hebt te brengen en voorkomen dat er brand
ontstaat. U dient te wachten totdat de brand-
stof verdampt is en de benzinedampen op-
gelost zijn:
– D raai de dop altijd weer goed op de tank van
de machine en het benzinereservoir.
– R einig onmiddellijk elk spoor van benzine ge-
morst op de machine of op de grond;
– S tart de machine nooit op de plaats waar
de brandstof bijgevuld werd; de motor moet
steeds gestart worden op een afstand van
minstens 3 meter van de plaats waar de
brandstof bijgevuld werd.
– V ermijd dat de brandstof in contact komt met
de kledij en, mocht dit toch gebeuren, trek
dan andere kledij aan vooraleer de motor te
starten ;
5) Vervang defecte of beschadigde geluidsdem-
pers.
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar
zich gevaarlijke koolstofmonoxide kan ontwik-
kelen.
2) Werk enkel bij daglicht of met een goede
kunstmatige verlichting en bij goede zichtbaar-
heid. Verwijder personen, kinderen en dieren uit
de werkzone.
3) Neem tijdens het gebruik een vaste en stabie-
le positie aan en wees altijd voorzichtig.
3