LET OP!
Tijdens het werk moet de machi-
ne altijd met beide handen vastgenomen wor-
den, met de motor rechts van het lichaam en
de snijgroep onder het niveau van de riem.
Vooraleer de eerste keer te gaan maaien, moet
men vertrouwd raken met de meest gepaste
maaitechnieken door het draagstel te passen,
de machine stevig vast te nemen en de hande-
lingen uit te voeren.
Kies de meest geschikt snij-inrichting voor het
werk dat uitgevoerd moet worden en bereid de
machine en de beschermingen degelijk voor, zo-
als aangegen in hoofdstuk 2).
4.3 WERKTECHNIEKEN
4.3.1 Mes met 3 punten (Afb. 10)
Begin te snijden bovenaan de begroeiing en ga
met het mes naar beneden, op dusdanige wijze
dat de taken in kleine stukken gesneden worden.
4.3.2 Draadhouder
LET OP!
Gebruik ALLEEN nylondraad.
Het gebruik van metalen draden, geplasti-
ficeerde metaaldraad of draad die niet ge-
schikt is voor de kop, kan ernstige verwon-
dingen veroorzaken.
Tijdens het gebruik moet de motor stilgelegd
worden en moet het gras dat zich rond de machi-
ne gewikkeld heeft regelmatig verwijderd wor-
den, om oververhitting van de aandrijvingsbuis
te voorkomen, te wijten aan gras dat zich opge-
hoopt heeft onder de bescherming.
Verwijder het gras met een schroevendraaien,
om ervoor te zorgen dat de staaf correct afge-
koeld wordt.
LET OP!
Gebruik de machine niet om de
vegen, door de draadhouder over te hellen.
De kracht van de motor kan voorwerpen of
keitjes tot 15 meter ver werpen en schade of
verwondingen veroorzaken.
a) Snijden in beweging (Maaien) (Afb. 11)
Ga met een correcte houding te werk, met een
boogbeweging zoals bij traditioneel maaien,
zonder de draadhouder over te hellen.
Probeer de juiste maaihoogte eerst uit in een
kleine zone, om een uniform maairesultaat te
verkrijgen door de draadhouder op een constan-
te afstand van het terrein te houden.
Voor zwaarder werk, kan het handig zijn de
draadhouder ongeveer 30° naar links te laten
hellen.
LET OP!
Doe dit niet wanneer voorwerp
kunnen wegspringen die personen of dieren
kunnen verwonden of schade kunnen aan-
richten.
b) Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de onder-
kant van de draadhouder niet in aanraking komt
met het terrein en de snijlijn zich op het gewenste
punt bevindt, waarbij de snij-inrichting altijd ver
van de gebruiker gehouden wordt.
c) Maaien vlakbij omheiningen / funderin-
gen (Afb. 12)
Nader met de draadhouder langzaam de omhei-
ning, paaltjes, stenen, muren, enz. zonder kracht
toe te passen.
Wanneer de draad een omvangrijke hindernis
raakt kan hij breken of verslijten; wanneer hij
blijft steken in een omheining, kan hij bruusk af-
knakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs, funde-
ringen, muren, enz. een overmatige slijtage van
de draad veroorzaken.
d) Maaien rond bomen (Afb. 13)
Loop rond de boom van links naar rechts en na-
der de stam langzaam om er niet met de draad
tegen te komen; hou de draadhouder een beetje
naar voren.
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine
heesters kan doorsnijden of beschadigen en dat
het contact tussen de nylondraad en de stam
van heesters of bomen met een zachte schors
de plant ernstig kan beschadigen.
e) Regeling van de draadlengte tijdens het
werk (Afb. 14)
Deze machine is uitgerust met een kop Tap &
Go.
Om nieuwe draad vrij te geven, klop de draad-
houder tegen het terrein met de motor op maxi-
male snelheid; de draad komt automatisch vrij
en het mes snijdt de overtollige lengte weg.
4.4 NA HET WERKEN
11