3.6 Tijdens het transport van het apparaat
Schakel de pomp altijd uit als u het apparaat
moet transporteren.
Om schade te vermijden en gezien de mogelijke
gevaren in het verkeer, moet het apparaat
tijdens het transport in voertuigen goed worden
vastgezet, zodat het niet kan kantelen, wegslaan
of vliegen rond.
Zorg ervoor dat het sproeimiddel niet kan uitlo-
pen. Het sproeimiddelreservoir en alle slangen
en buizen die in contact komen met het sproei-
middel, moeten op dichtheid worden gecontro-
leerd. Voor u het apparaat transporteert, is het
aan te bevelen het apparaat voor te bereiden
voor het transport zoals beschreven in
paragraaf 9.8.
3.7 Voor en tijdens het werk
Controleer overeenkomstig hoofdstuk 10 voor
elk gebruik of het volledige apparaat in bedrijfs-
veilige toestand verkeert.
Het sproeimiddelreservoir, de pomp en alle slan-
gen en buizen die in contact komen met het
sproeimiddel, moeten op dichtheid worden
gecontroleerd.
Bij onregelmatigheden, duidelijke schade (ook
aan het draagstel), lekken, foutieve instellingen
of als de goede werking beperkt is, mag u niet
beginnen werken, maar dient u het apparaat te
laten controleren in een SOLO-werkplaats.
Bij ernstige storingen die kunnen leiden tot on-
gevallen tijdens gebruik zoals rookontwikkeling
aan het apparaat, sterke geluidsontwikkeling van
het apparaat of vlammenontwikkeling moet het
apparaat onmiddellijk afgedaan worden en een
veilige afstand genomen worden. Bij brand moet
meteen de brandweer gealarmeerd worden.
Het apparaat mag slechts door één persoon
worden bediend – er mogen zich geen
andere personen ophouden binnen een
cirkel van 15 meter.
Voor u de pomp inschakelt, dient u erop te letten
dat het handventiel gesloten is.
Hou de sproeilans op een vrije zone gericht.
In kleine ruimten, in dichte, hoge planten, in
serres, in sloten of in greppels dient u tijdens het
werk altijd voor voldoende luchtverversing te
zorgen.
Blijf altijd op roepafstand van andere personen,
die u in geval van nood kunnen helpen.
Las tijdig werkpauzes in.
Tijdens de werkzaamheden met sproeimiddel is
het verboden te eten en te drinken.
Rook niet op de werkplek.
Tijdens het afschroeven van sproeilansen het
uiteinde niet op uzelf of op andere personen
richten.
3.8 Tijdens onderhoud, herstellingen en
opbergen
Voer zelf uitsluitend de onderhouds- en herstel-
lingswerken uit die in deze gebruiksaanwijzing
beschreven zijn. Alle andere werken moeten door
een erkende SOLO-werkplaats worden uitgevoerd.
De reparatie van moderne apparaten en van hun
voor de veiligheid relevante modules vereist een
gekwalificeerde vakopleiding en een met speciale
gereedschappen en testapparaten uitgeruste
werkplaats. De vakman beschikt over de vereiste
opleiding, ervaring en uitrusting, om de voor u
goedkoopste oplossing aan te bieden en helpt u
verder met raad en daad.
Het apparaat mag niet in de buurt van
open vuur worden onderhouden, hersteld
of bewaard.
Voor reiniging, onderhoud en herstelling dient u
altijd de pomp uit te schakelen en de laadkabel
van de lader uit de laadbus van het apparaat te
trekken.
De drukslang (7), het handventiel (8), de mano-
meter (9, afhankelijk van het model), de sproei-
lans (10) en het sproeidopopzetstuk (11) mogen
enkel worden afgeschroefd bij uitgeschakelde
pomp en in drukloze toestand. Hou bij uitge-
schakelde pomp de sproeilans in het sproeimid-
delreservoir of in een geschikt opvangreservoir
voor sproeimiddel en bedien het handventiel
totdat er geen vloeistof wordt gepompt om het
apparaat drukvrij te maken.
Bij alle herstellingen mogen enkel originele
SOLO-wisselstukken worden gebruikt.
Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht
aan het apparaat, want dit heeft een negatieve
invloed op de veiligheid en kan gevaar inhouden
voor ongevallen en verwondingen!
3 Veiligheidsvoorschriften
NEDERLANDS 7