5.
Inbedrijfstelling
▶ Controleren of de in hoofdstuk Montage uitgelegde stappen op de juiste
wijze zijn uitgevoerd.
▶ Reservoir evt. van bouwresten ontdoen.
▶ De voedingsspanning van de installatie herstellen. Evt. door het optillen
van de vlotterschakelaar controleren of de dompelpomp automatisch start.
✓ Bij het aansluiten van de aansluitleiding(en) op de voedingsspanning is de
installatie klaar voor gebruik.
✓ Voor zover aanwezig begint de initialisatie van de besturingskast (aparte
handleiding) automatisch.
136
Inbouw- en montagehandleiding
016-059