5.
Inbedrijfstelling
▶ Controleren of de in hoofdstuk Montage uitgelegde stappen op de juiste wijze
zijn uitgevoerd.
▶ Reservoir evt. van bouwresten ontdoen.
▶ De voedingsspanning van de installatie herstellen. Door het optillen van de
vlotterschakelaar controleren of de dompelpomp zelfstandig draait.
✓ Bij het aansluiten van de aansluitleiding(en) op de voedingsspanning is de
installatie ingeschakeld.
L Het drooglopen van de pomp moet worden voorkomen.
108
Inbouw- en montagehandleiding
016-083_02