Nederlands
W2
PTC
U1
L1
Fig. 45: Y-Δ-start (standaard)
W2
U2
PTC
U1
V1
Fig. 46: Δ-schakeling
106
U2
V2
V1
W1
L2
L3
V2
W1
• Kabel met voldoende buitendiameter gebruiken en goed vastschroe-
ven om de druipwaterbescherming en de trekontlasting van de kabel-
schroefverbinding te garanderen.
• De kabel in de buurt van de kabelschroefverbinding tot een afvoerlus
buigen om neervallend druipwater weg te kunnen voeren.
• Door overeenkomstige positionering van de kabelschroefverbinding
of door overeenkomstige plaatsing van de kabel ervoor zorgen dat er
geen druipwater in de klemmenkast kan lopen. Kabelwartels die niet
aangesloten zijn, moeten met de door de fabrikant geleverde stop
worden afgesloten.
• Leg de aansluitleiding zodanig dat er in geen geval contact gemaakt
wordt met de leiding en/of het pomp- en motorhuis.
• Bij toepassing van de pompen in installaties met watertemperaturen
boven 90 °C moet een overeenkomstig warmtebestendige aansluit-
leiding worden gebruikt.
• Controleer stroomsoort en spanning van de netaansluiting.
• Gegevens op het typeplaatje van de pomp in acht nemen. Het
stroomtype en de spanning van de netaansluiting dienen overeen
te komen met de gegevens op het typeplaatje.
• Netzijdige zekering: afhankelijk van de nominale motorstroom.
• Extra aarding in acht nemen!
• De motor moet door een motorbeveiligingsschakelaar of door het
thermistor-schakelapparaat (zie hoofdstuk5.4 "Toebehoren" op
pagina 98) worden beveiligd tegen overbelasting.
AANWIJZING:
Het aansluitschema voor de elektrische aansluitingen bevindt zich
in de klemmenkast (zie ook Fig. 45/46).
Instelling van de motorbeveiligingsschakelaar:
• De nominale motorstroom conform de gegevens op het typeplaatje
van de motor instellen.
Y-Δ-start: Als de motorbeveiligingsschakelaar in de toevoerleiding
naar de Y-∆-relaiscombinatie is geschakeld, vindt de instelling plaats
zoals bij de directe start.
Als de motorbeveiligingsschakelaar in een streng van de motortoe-
voerleiding (U1/V1/W1 of U2/V2/W2) is geschakeld, moet de motor-
beveiligingsschakelaar op de waarde 0,58 x nominale motorstroom
worden ingesteld.
• In de speciale uitvoering is de motor voorzien van PTC-voelers.
Sluit de PTC-voelers op het thermistor-schakelapparaat aan.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige hantering.
• Op de klemmen van de PTC-voeler mag slechts een max. spanning
van 7,5 V DC aanwezig zijn. Een hogere spanning vernielt de PTC-
voelers.
• De netaansluiting op de klemmenplaat is afhankelijk van het motor-
vermogen P
, van de netspanning en het inschakeltype. De noodza-
2
kelijke schakeling van de verbindingsbruggen in de klemmenkast kan
in de volgende lijst "Tab. 4: Bezetting van de aansluitklemmen" op
pagina 107 evenals Fig. 45/46 worden gevonden.
• Neem bij aansluiting van automatisch werkende schakeltoestellen
de overeenkomstige inbouw- en bedieningsvoorschriften in acht.
• Bij draaistroommotoren met Y-Δ-schakeling ervoor zorgen dat de
omschakelpunten tussen ster en driehoek zeer kort op elkaar volgen.
Langere omschakeltijden kunnen de pomp beschadigen.
WILO SE 11/2017