9.2 Noodontgrendeling van de laadstekker
Bij uitvallen van de ontgrendelingsfunctie kan het gebeuren,
dat de laadstekker door een actuator op het
contactdoospaneel mechanisch vergrendeld wordt.
De laadstekker kan dan niet worden uitgetrokken en moet
handmatig worden ontgrendeld.
Afb. 35: Noodontgrendeling van de laadstekker
1. Open het laadstation, zie hoofdstuk 5.3 „Het
laadstation openen" op pagina 13.
2. Steek de rode hendel
2
actuator
1
.
De rode hendel is in de buurt van de actuator bevestigd
met een kabelbinder.
3. Draai de rode hendel aan de actuator 90° linksom.
4. Trek de laadstekker uit.
5. Verwijder de rode hendel weer en bevestig de hendel in
de buurt van de actuator met een kabelbinder.
6. Sluit het laadstation, zie hoofdstuk 6.6 „Het laadstation
sluiten" op pagina 29.
op de vierkantas van de
9.3 Systeemmonitoring
Afb. 36: Systeemmonitoring
De systeemmonitoring monitort de drie fasen (L1, L2, L3) en
de nul (N) van de voedingsspanning van het laadstation op
correcte volgorde van de fasen, uitval van de fasen dan wel
onderspanning.
Bij een-fasige laadstations (3,7 / 7,4 kW) wordt alleen
gemonitord op netuitval en onderspanning.
De bedrijfstoestand wordt via drie leds weergegeven:
Pos.
Beschrijving
A
Alle leds branden. Alle drie fasen zijn
beschikbaar, rechts omdraaiend veld actief.
B
Uitval van fasen / netuitval (alleen bij drie-fasige
apparaten).
De bijbehorende led brandt niet.
C
Links omdraaiend veld (alleen bij drie-fasige
apparaten).
Een knipperende led "loopt" van L3 ... L1.
D
Onderspanning tussen twee fasen of tussen
fase en nul.
L - L = < 295 V
L - N = < 170 V
De bijbehorende led knippert.
44