6 Inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar door onjuiste inbedrijfstelling.
Er bestaat een verhoogd risico op letsel aan personen die
werkzaamheden verrichten waarvoor zij niet gekwalificeerd
of opgeleid zijn.
De installatie van het apparaat mag alleen uitgevoerd
worden door personen die bekend zijn met de gevaren
en over de nodige kwalificaties beschikken.
Voorafgaand aan de installatie moet zijn voldaan aan
alle veiligheidstechnische bepalingen.
6.1 Inschakelen van het laadstation
Voor het inschakelen van het laadstation gaat u als volgt te
werk:
1. Controleer of alle beveiligingsinrichtingen
(aardlekschakelaar en installatieautomaat) in het
laadstation zijn ingeschakeld.
2. Schakel de voedingsspanning in (voorbeveiligingen,
aardlekschakelaar en installatieautomaat).
3. Controleer de voedingsspanning aan het laadstation op
een rechts omdraaiend veld (zie hoofdstuk 9.3
„Systeemmonitoring" op pagina 44).
De led op de voedingseenheid gaat branden.
Via het symbool op het LED-infofeld wordt aangegeven
of het laadstation bedrijfsklaar is.
6.2 Instellen van de netwerkverbinding
6.2.1 LAN-verbinding (ethernet)
Werd het laadstation bij de installatie via een LAN-kabel
(ethernet, RJ45) in het thuisnetwerk opgenomen, dan is
normaal gesproken geen verdere configuratie van de
netwerkverbinding noodzakelijk.
Het laadstation ontvangt het IP-adres via de DHCP-functie
van de internetrouter van de klant.
6.2.2 WLAN-verbinding
Bij de levering werkt de interne WLAN-module in de
accesspoint-modus. Dat betekent dat het laadstation een
eigen WLAN-netwerk ter beschikking stelt. Zo kan er ook
zonder het door de klant beschikbaar stellen van een WLAN-
netwerk een verbinding tussen de Charge APP en het
laadstation tot stand worden gebracht.
De accesspoint-modus is actief zolang het laadstation
nog niet in een WLAN-netwerk is opgenomen of geen
WLAN-netwerk beschikbaar is.
19
6.3 Configuratie van het laadstation
De configuratie van de functies en bedrijfsmodi vindt plaats
middels een internetbrowser via de service-interface van het
laadstation. De service-interface van het laadstation is per
LAN of WLAN bereikbaar.
Voorwaarden voor de internetbrowser:
Geactiveerd JavaScript
Microsoft Internet Explorer 11 en hoger
Mozilla Firefox v30 en hoger
Google Chrome v35 en hoger
Opera v20 en hoger
Actuele smartphonebrowser (iOS, Android)
6.3.1.1
Toegang via WLAN
In de accesspoint-modus is de service-interface via
http://172.31.0.1:25000 bereikbaar.
In het thuisnetwerk wordt aan het laadstation een IP-
adres toegewezen via de DHCP-functie van de
internetrouter van de klant. U kunt het IP-adres via de
webinterface van de internetrouter of via de APP met
een gratis netwerkscanner zoals bijv. Fing oproepen.
Het adres ziet er als volgt uit: http://AMTRONIP:25000
(bijv. http://192.168.0.20:25000).
De toegang vindt analoog op de rechtstreekse
verbinding plaats.
6.3.2 Toegang via LAN
Het laadstation ontvangt het IP-adres via de DHCP-
functie van de internetrouter van de klant. U kunt het
IP-adres oproepen via de webinterface van de
internetrouter.
Als er geen DHCP-functie aanwezig is, vindt de toegang
per LAN via het IP-adres http://192.168.0.100:25000,
netmasker 255.255.255.0 plaats
Een directe verbinding per kabel zonder DHCP is
mogelijk.