Links en rechts aan het voertuig bevindt zich een ac-
cuhouder voor een van de twee rijaccu's.
Maak de beide klittenbanden (A) van de accuhouder los.
Plaats vervolgens de rijaccu in de accuhouder (B) zodat
de aansluitkabels naar voren wijzen.
Trek de beide klittenbanden (A) strak aan zodat de rijaccu
stevig vastzit en sluit de klittenband.
e) Rijaccu aansluiten op de snelheidsregelaar
Om te vermijden dat de wielen plotseling beginnen te draaien en het voertuig daardoor ongecontroleerd
begint te rijden (als de trimregelaar voor de aandrijving bijv. versteld is), moet u het modelvoertuig op een
geschikte verhoging plaatsen (of op een startbox) zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de wielen niet vast.
Zet nu de rijregelaar uit (schakelstand "OFF").
Naast de aan-/uitschakelaar (A) bevindt zich de setup-
knop (B) die voor het programmeren van de rijregelaar
wordt gebruikt (zie hoofdstuk 10).
Neem, indien u dit nog niet gedaan heeft, eerst de zender
in gebruik (zie hoofdstuk 9. b) en c).
Sluit nu pas de beide rijaccu's op de rijregelaar aan. Let
daarbij op de juiste polariteit (rode kabel = plus/+, zwarte
kabel = min/-).
De toewijzing van de aansluitstekker aan de rijaccu is niet
relevant.
Opgelet!
Aangezien beide accu-aansluitingen parallel zijn geschakeld, moet erop gelet worden dat bij het aansluiten
van de eerste rijaccu de aansluitcontacten van de tweede stekker (die nog niet is aangesloten op een
rijaccu) geen kortsluiting veroorzaken. Hierdoor kan de rijaccu ontploffen of brand veroorzaken.
Om te vermijden dat de wielen plotseling beginnen te draaien en het voertuig daardoor ongecontroleerd begint te
rijden (als de trimregelaar voor de aandrijving bijv. versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte verhoging
plaatsen (of op een startbox) zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Gebruik bij het verbinden van een accustekker met de aansluiting van de rijregelaar geen kracht. Let erop dat de
kabels niet in de aandrijving van het voertuig of in het stuurmechanisme terecht kunnen komen. Gebruik eventueel
kabelbinders om de kabels te fixeren.
102