Tabel met een overzicht van de mogelijke configuraties van de digitale ingangen IN1, IN2, IN3, IN4 en hun werking
Waarde
0
Invoerfuncties uitgeschakeld
1
Gebrek aan water door externe vlotter (NO)
2
Watergebrek door externe vlotter (NC)
3
Extra setpoint Pi (NO) voor de gebruikte ingang
4
Extra setpoint Pi (NC) voor de gebruikte input
5
Algemene uitschakeling van de motor door extern signaal (NO)
6
Algemene uitschakeling van de motor door extern signaal (NC)
Algemene uitschakeling van de motor door extern signaal (NO) + Reset van resetbare
7
blokken
Algemene uitschakeling van de motor door extern signaal (NC) + Reset van resetbare
8
blokken
9
Resetten van resetbare blokken NEE
10
Lage druk signaalinvoer NO, automatische en handmatige reset
11
Lage druk signaalinvoer NC, automatische en handmatige reset
12
Lage druk invoer NEE alleen handmatige reset
13
Lage druk invoer NC alleen handmatige reset
De functies die aan de invoer zijn gekoppeld, uitschakelen
Als u 0 instelt als de configuratiewaarde van een ingang, wordt elke functie die aan de ingang is gekoppeld, uitgeschakeld, ongeacht
het signaal dat op de ingangsklemmen aanwezig is.
Externe vlotterfunctie instellen
De externe vlotter kan op elke ingang worden aangesloten, voor de elektrische aansluitingen zie de handleiding van de
besturingseenheid. De zweeffunctie wordt verkregen door een van de waarden in te stellen Tafel 15 op de parameter Ix, voor de ingang
waarop de vlotter is aangesloten.
Door activering van de externe vlotterfunctie wordt het blok van het systeem gegenereerd. De functie is ontworpen om de ingang aan
te sluiten op een signaal dat afkomstig is van een vlotter dat aangeeft dat er geen water is. Wanneer deze functie actief is, wordt het
symbool van de vlotterschakelaar weergegeven op de hoofdpagina. Om ervoor te zorgen dat het systeem blokkeert en het foutsignaal
F1 geeft, moet de ingang minimaal 1 sec zijn geactiveerd.
Als het in fouttoestand F1 is, moet de invoer ten minste 30 seconden zijn gedeactiveerd voordat het systeem kan worden gedeblokkeerd.
Het gedrag van de functie wordt samengevat in Tafel 15.
Wanneer meerdere zweeffuncties tegelijkertijd op verschillende ingangen zijn geconfigureerd, geeft het systeem F1 aan wanneer ten
minste één functie is geactiveerd en verwijdert het alarm wanneer er geen is geactiveerd.
Waarde van
Invoer configuratie
Parameter: IX
Actief met hoog signaal aan
1
Actief met laag signaal aan
2
Invoerfunctie voor extra gewenste waarde instellen
Het signaal dat een extra instelpunt mogelijk maakt, kan op elk van de 4 ingangen worden geleverd (voor de elektrische aansluitingen,
zie de handleiding van de regeleenheid). Het extra setpoint wordt verkregen door de parameter Ix in te stellen die betrekking heeft op
de ingang waarop de verbinding is gemaakt, in overeenstemming met Tafel 16. Voorbeeld: om Paux 2 te gebruiken, stelt u I2 in op 3 of
4 en gebruikt u ingang 2 op de besturingseenheid; in deze toestand, als ingang 2 onder spanning staat, wordt druk Paux 2 geproduceerd
en wordt op het display P2 weergegeven. De extra setpoint-functie wijzigt het setpoint van het systeem vanaf druk SP (zie par. 13.2.3
Setpoint Menu) op druk Pi, waarbij is de gebruikte input vertegenwoordigt. Op deze manier zijn er naast SP nog vier andere drukken
beschikbaar, P1, P2, P3, P4.
Functie gekoppeld aan invoer INx
Tafel 14: Configuraties van de digitale ingangen
Gedrag van de externe zweeffunctie afhankelijk van INx en van de invoer
Invoer
status
Afwezig
invoer (NO)
Aanwezig
Afwezig
invoer (NC)
Aanwezig
Tafel 15: Externe zweeffunctie
NEDERLANDS
Operatie
Normaal
Systeemblokkade voor watergebrek
door externe vlotter
Systeemblokkade voor watergebrek
door externe vlotter
Normaal
183
Weergave van de actieve
functie
gekoppeld aan de invoer
Symbool vlotterschakelaar
(F1)
Symbool vlotterschakelaar
(F1)
Px
Px
F3
F3
F3
F3
F4
F4
F4
F4
Getoond op het
display
Geen
F1 Formule 1
F1 Formule 1
Geen