Vervanging tijdens het pompen: wanneer de pomp zonder onderbreking blijft branden totdat de absolute maximale pomptijd is
•
overschreden.
Omschakelen naar stand-by: wanneer de pomp stand-by staat maar 50% van de ET-tijd is overschreden.
•
Als ET op 0 is ingesteld, is er een uitwisseling naar stand-by. Wanneer een pomp in de set stopt, zal de volgende keer dat deze opnieuw wordt
opgestart eerst een andere pomp starten.
Als de parameter ET (max. schakeltijd) op 0 is ingesteld, vindt er bij elke herstart een vervanging plaats, ongeacht de werkelijke
werking van de pomp
werktijd.
Voorbeelden van configuratie voor multipump-systemen
Voorbeeld 1:
Een pompset bestaande uit 2 apparaten (N = 2 automatisch gedetecteerd), waarvan er 2 automatisch worden ingesteld
(fabrieksinstellingen: IC = automatisch) en een gelijktijdigheidsindex van N (fabrieksinstellingen: NC = aantal apparaten). Het effect is
als volgt: het apparaat met de hoogste prioriteit start altijd als eerste, en als de bereikte druk te laag is, start ook het tweede back-
upapparaat. De werking van de 2 zal roterend plaatsvinden om de maximale vervangingstijd (ET) van elk te respecteren om de slijtage
van de apparaten gelijkmatig te verdelen.
Voorbeeld 2:
Een pompset bestaande uit 2 apparaten (N=2 automatisch gedetecteerd) waarvan 1 is ingesteld als automatisch (IC = automatisch op
het ene apparaat), 1 als reserve (IC = reserve op het andere apparaat) een gelijktijdigheidsindex van 1 (NC=1). Het effect is als volgt:
het apparaat dat niet als reserve is geconfigureerd, start en werkt zelfstandig (ook al kan het de hydraulische belasting niet dragen en
is de bereikte druk te laag). Als er een storing is, grijpt het reserveapparaat in.
Voorbeeld 3:
Een pompset bestaande uit 2 apparaten (N = 2 automatisch gedetecteerd) waarvan 1 is ingesteld als automatisch (IC = automatisch op
het ene apparaat), 1 als reserve (IC = reserve op het andere apparaat) een gelijktijdigheidsindex van N (fabrieksinstellingen: NC =
aantal apparaten).
Het effect is als volgt: het apparaat dat niet als reserve is geconfigureerd, start altijd als eerste, als de gedetecteerde druk te laag is,
start het tweede apparaat, geconfigureerd als reserve, ook. Op deze manier proberen we altijd het gebruik van één apparaat in het
bijzonder te behouden (het apparaat dat als reserve is geconfigureerd), maar dit kan nuttig zijn in geval van nood wanneer er een grotere
hydraulische belasting optreedt.
AY: Anti Fietsen
Zoals beschreven in paragraaf 13.3.2 Deze functie is bedoeld om veelvuldig in- en uitschakelen te voorkomen in geval van lekken in
het systeem. De functie kan in 2 verschillende modi worden ingeschakeld, normaal en slim. In de normale modus blokkeert de
elektronische regeling de motor na N identieke start/stop-cycli. In de slimme modus werkt het op de parameter RP om de negatieve
effecten als gevolg van lekken te verminderen. Als deze op "Uitschakelen" staat, grijpt de functie niet in.
AE: De antiblokkeerfunctie inschakelen
Deze functie is bedoeld om mechanische blokkades te vermijden in geval van langdurige inactiviteit; Het werkt door de pomp periodiek
te draaien. Wanneer de functie is ingeschakeld, voert de pomp elke 23 uur een ontstoppingscyclus uit van 1 minuut.
AF: De antivriesfunctie inschakelen
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de pomp automatisch gedraaid wanneer de temperatuur waarden bereikt die dicht bij het
vriespunt liggen, om breuk van de pomp te voorkomen.
Instelling van de extra digitale ingangen IN1, IN2, IN3, IN4
Deze paragraaf toont de functies en mogelijke configuraties van de ingangen van de besturingseenheid, draadloos verbonden met het
apparaat, door middel van de parameters I1, I2, I3, I4. Raadpleeg de handleiding van de besturingseenheid voor de elektrische
aansluitingen. De ingangen IN1.. IN4 zijn allemaal hetzelfde en alle functies kunnen aan elk van hen worden gekoppeld. Parameters I1,
I2, I3 en I4 worden gebruikt om de vereiste functie te koppelen aan de overeenkomstige invoer (IN1, IN2, IN3 en IN4.). Elke functie die
aan de invoer is gekoppeld, wordt hieronder in deze paragraaf in meer detail toegelicht. La Tafel 14 somt de functies en de verschillende
configuraties op. De fabrieksconfiguraties zijn te zien inTafel 13.
Fabrieksconfiguraties van de digitale ingangen IN1, IN2, IN3, IN4
Invoer
1
2
3
4
NEDERLANDS
Waarde
0 (Uitschakelen)
0 (Uitschakelen)
0 (Uitschakelen)
0 (Uitschakelen)
Tafel 13: Fabrieksconfiguraties van de ingangen
182