Stuur
Uw fiets is uitgerust met een stuurpen.
Om de stuurhoek af te stellen, moet de hendel aan de zijkant
van de stuurkolom worden bediend door eraan te trekken in de
richting die op de hendel zelf is aangegeven, zodat de klep van
de stuurkolom opengaat.
Op deze manier is het mogelijk om de positie van het stuur en
de hoek van de stijl aan te passen.
Sluit het deksel om de gekozen instellingen vast te zetten.
Met de binnenste schroef kun je de klemspanning van de
zadelpen op het stuur aanpassen.
Zorg ervoor dat het stuur loodrecht op het voorwiel staat.
De fiets is uitgerust met een zuil; de hoogte van de zuil wordt
aangepast door de plaatsing van de zuil in de middenbuis van
het frame te veranderen.
Om de hoogte van de stijl aan te passen, draait u
de klemschroef los en brengt u de stijl op de
gewenste hoogte.
Let op:
Overschrijd het minimale insteekreferentiepunt
niet. Dit referentiepunt mag nooit zichtbaar zijn tijdens het fietsen.
Draai de schroef op de pijler weer vast en zorg ervoor dat de krachtpositie correct is.
Banden
Controleer regelmatig de bandenspanning. Het gebruik van de fiets met te zacht of te zacht
opgepompte banden kan de prestaties verminderen, voortijdige slijtage veroorzaken, de actieradius
verkleinen of het risico op een ongeval vergroten.
Als er aanzienlijke slijtage of een snee zichtbaar is in een band, vervang deze dan voordat u gaat fietsen.
Een drukbereik wordt door de fabrikant aangegeven op de zijwand van de band en in de volgende
tabel. De druk moet worden aangepast aan het gewicht van de berijder.
127