5) G iet geen benzine op de plastic onderdelen van de mo-
tor of de machine, om schade te voorkomen en verwij-
der onmiddellijk elk spoor van benzine dat eventueel ge-
morst werd. De garantie dekt geen schade aan de plas-
tic onderdelen, veroorzaakt door benzine.
6) Om de goede werking en levensduur van de machine te
verzekeren, is het raadzaam de olie an de motor regel-
matig te vervangen, volgens de frequentie die aangege-
ven is in de Handleiding van de motor zelf.
D e olie kan nabij een gespecialiseerd centrum afgela-
ten worden, ofwel door ze met een spuit uit de vulope-
ning op te zuigen; houd er rekening mee dat het noodza-
kelijk kan zijn deze handeling meerdere keren te herha-
len om er zeker van te zijn dat de carter volledig leeg is.
Verzeker u ervan dat de olie bijgevuld werd, vooral-
eer de machine weer te gebruiken.
4.1 Onderhoud van de snij-inrichting
Iedere ingreep aan de snij-inrichting kan het best steeds
door een gespecialiseerd centrum uitgevoerd worden, dat
over het meest geschikte gereedschap beschikt.
Voor deze machine is het gebruik van een snij-inrichting
voorzien met de code die aangegeven is in de tabel op
pagina ii.
Gezien de ontwikkeling van het product, kan de boven ver-
melde snij-inrichtingen in de loop van de tijd vervangen
worden door een andere, met soortgelijke eigenschap-
pen voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele vei-
ligheid.
Monteer de snij-inrichting (2) weer met de code naar de
grond gericht, in de volgorde die aangegeven is op de af-
beelding.
Klem de centrale schroef (1) vast met een dynamometri-
sche sleutel, die afgesteld is op de aangegeven waarden
voor ieder soort snij-inrichting.
4.2 Regeling van de aandrijving
Voor de modellen met aandrijving, moet men de bescher-
ming (1) 1 of 2 keer per jaar verwijderen door de schroeven
(2) los te draaien en de haken (3) (indien voorzien) los te
maken; met een borstel of perslucht wordt vervolgens over-
gegaan tot een grondige reiniging, waarbij sporen van gras
of vuil uit de zone rond de aandrijving en de riem verwijderd
worden. Hermonteer altijd de bescherming (1).
1. D uw de grasmaaier vooruit en achteruit met de aandrij-
ving uitgeschakeld.
2. Z et het commando van de koppeling in de stand «
» en duw de grasmaaier tot beide voorste wielen inge-
schakeld worden.
3. I n deze stand, moet de veer (11) een extensie van 6 mm
hebben ten opzichte van de stand zonder belasting,
om voldoende vergrendelkracht te verzekeren voor de
aandrijving.
4. I ndien de veer niet voldoende uitgetrokken is, moet men
de nippel van de draad (13) ter hoogte van de staaf ver-
stellen.
5. D raai eerst de tegenmoer (12) los en stel vervolgens de
nippel (13) af.
6. Z et het commando van de koppeling op stand « » en
controleer of de aandrijving uitgeschakeld is door de
grasmaaier vooruit en achteruit te bewegen.
4.3 Voor de modellen met AVS:
Controleer de schokdemper en isolatiekousen twee keer
per seizoen. Vervang deze onderdelen bij gevaar of slij-
tage.
4.4 Herladen van de batterij (indien voorzien)
• Modellen met elektrisch start met sleutel
O m een platte batterij te herladen, verbindt men deze
aan de batterijlader (1) volgens de instructies in de on-
derhoudsgids van de batterij.
S luit de batterijlader niet rechtstreeks aan op de klem
van de motor. De motor kan niet gestart worden gebruik
makend van de batterijlader als voedingsbron, omdat de-
ze laatste beschadigd kan worden.
A ls men voorziet de grasmaaier gedurende lange tijd
niet te gebruiken, moet men de batterij loskoppelen van
de bekabeling van de motor, maar wel een degelijk laad-
niveau verzekeren.
• Modellen met elektrisch start met toets
V oor de aanwijzingen met betrekking op de autonomie,
de herlading, de stalling en het onderhoud van de accu,
dient men de aanwijzingen in de handleiding van de mo-
tor in acht te nemen.
4.5 Interne reiniging (indien voorzien)
Om de grasmaaier van binnen schoon te maken:
– v erbind de waterslang op de speciale aansluiting (1);
– z et de maaihoogte helemaal omlaag;
– b lijf steeds achter de steel van de grasmaaier;
– d e motor opstarten.
4.6 Regeling van de kabel van de regelaar
(indien voorzien)
Deze regeling moet uitgevoerd worden wanneer de hendel
(1) niet in de stand «
Met de hendel (1) in stand «
de kabel in de richting aangegeven door het pijltje, net zo-
veel totdat de hendel in de stand blijft staat.
5. STORINGEN
Oorsprong van het
probleem
1. De bezinegrasmaaier werkt niet
Er is geen olie of benzine
in de motor
De bougie en de filter zijn
niet in goede staat
De benzine werd niet uit de
grasmaaier gehaald aan
het einde van het vorige
seizoen
2. Het maaien verloopt moeizaam
De snij-inrichting is niet in
goede staat
3. De machine begint op abnormale wijze
NL - 6
» blijft.
», draai het register (2) van
Wat te doen bij ...
Oplossing
Controleer het oliepeil en
het benzinepeil
Reinig de bougie en de
filter die mogelijk vervuild
zijn of vervang ze
De drijver is mogelijk
geblokkeerd; kantel de
grasmaaier naar de kant
van de carburator
De snij-inrichting bijslijpen
of vervangen.
begint te trillen